Petrus Epkema

Geslacht: Man
Vader: Epke Epkema
Moeder: Sibylla Catharina Bruining
Geboren: 1799 Enkhuizen
Beroep: doctor en onderwijzer in de oude letteren
Aantekeningen: EPKEMA (Petrus) was, evenals zijn vader E. Epkema (1), een verdienstelijk letterkundige en tevens een bekwaam paedagoog. Geb. te Enkhuizen 20 Febr. 1799, overl. te Amersfoort 15 Juni 1871. Hij studeerde te Leiden in de letteren (ing. 1 Nov. 1820) en promoveerde in 1829 op een diss.: De Aristide ejusque in rempubl. Athen. meritis. Na van 1825-29 praeceptor aan de Latijnsche school te Haarlem geweest te zijn, werd hij in laatstgenoemd jaar als zoodanig te Amsterdam benoemd. Later richtte hij in deze stad een privaat-instituut ter voorbereiding voor de academische lessen op, dat langen tijd een grooten welverdienden naam genoot. Op leeftijd gekomen, vestigde hij zich metterwoon te Amersfoort, waar hem uit alle oorden van het land talrijke blijken van waardeering werden gebracht.
Dr. P. Epkema schreef: Middelen ter genezing der oude ingekankerde kwalen van J.F. Reitz, voorgeschreven door een oud-practicus (1856); Epistola critica de oratione prima in Catilinam frustra a Cicerone abjudicata (1857); De rede van Cicero tegen Catilina vertaald, verdedigd en opgehelderd (1862); Wat zegt Daleth? En wat moet men van Daleth zeggen? (1863, geschreven naar aanleiding van een beoordeeling van laatstgenoemd werk door iemand onder het pseudon. Daleth, in Letteroefeningen 1863); Virgilius en zijne navolgers, benevens eene proeve van dichterlijke vertolking van Aeneis II, 1-107 (in Vad. Letteroef. van Febr. 1868); Herziening der proeve van dichterlijke vertolking van Virgilius (1868); De Antigone van Mr. C.W. Opzoomer getoetst aan de Antigone van Sophocles en aan de regelen der taal en kunst (1868).
Zie: Johs. Dyserinck in Ned. Spect. 1878, 226.
Zuidema
Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek (NNBW), deel 5

Gezin 1

Huwelijkspartner: Marretje Dolleman geb. 1808
Huwelijk: 27 MRT 1833 Weesp
Kinderen:
  Ecco Epkema Male geb. 25 MRT 1835 overl. 21 Sept 1915