Jan van Krimpen
Geslacht: | Man | |
Vader: | Nicolaas van Krimpen | |
Moeder: | Maria Braat | |
Geboren: | 12 Jan 1892 | Gouda |
Overleden: | 20 OKT 1958 | Haarlem |
Religie: | geen | |
Beroep: | typograaf en grafisch ontwerper | |
Aantekeningen: | Van Krimpen werd geboren als het vierde kind van Nicolaas van Krimpen (1854-1908), een rijke graanhandelaar en Maria Braat (1856-1901). Zijn oudste broer Hendrik (1889-1961) werd later advocaat. In 1890 werd een tweeling geboren: de dochter Neeltje werd later wiskundelerares, de zoon Jan overleed een jaar later. Jan werd vernoemd naar zijn eerder gestorven broertje. 1900-1920 1901-1908 Toen Jan negen jaar oud was overleed zijn moeder, en op zijn zestiende (1908) was hij een wees. Hij werd verder opgevoed door een oom van moederszijde, Huib Braat. 1910-1920 In 1910 begon van Krimpen zich te oefenen in kalligrafie. Daarbij gebruikte hij de Duitse vertaling van Anna Simon van het boek Writing & Lettering (1906) van Edward Johnston. Ook raakte hij geïnteresseerd in poëzie rond deze tijd, zijn voorkeur ging vooral uit naar Duitse dichters uit die dagen. Hij volgde een opleiding bij de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag tot 1912. Zijn vakken zijn dan tekenen en anatomie. Daarnaast raakte hij geïnteresseerd in poëzie en in de vormgeving van tekst en boeken. Nini Brunt, de dochter van een boekhandelaar in Den Haag is een van zijn klasgenoten. Van Krimpen raakt bevriend met Nini Brunt. Via haar leerde hij ook haar zus kennen: Aty Brunt, op dat moment werkzaam als verkoopster in "De Bois", een Haagse winkel in kunstenaars-benodigdheden. Van Krimpen, een overtuigd socialist, probeerde Nini daartoe te bekeren. Hij leent haar Das Kapital, van Karl Marx, en boeken van Engels en Lasalle. In 1912 en 1913 bezochten zij samen het congres van de socialistische partij in Krasnapolski te Amsterdam. 1912 was het jaar, dat de Hollandsche Mediaeval uitkwam, de eerste letter van S.H. de Roos. Van Krimpen nam een abonnement op "The Imprint", een nieuw Engels typografisch tijdschrift, het eerste nummer daarvan kwam in januari 1913 uit. De redacteuren van dit tijdschrift, Gerald Meynell, Edward Johnston en Stanley Morison - die later bij Monotype zal gaan werken - wilden vooral commercieel drukwerk naar een hoger esthetisch niveau brengen. Nog maar net van de academie af begon hij samen met de letterkundige J. Greshoff ook zelf met een klein typografisch tijdschrift, dat de bedoeling had om de moderne Engelse en Duitse inzichten over boek-vormgeving ook in Nederland te laten doordringen: "De Witte Mier, klein maandschrift voor de vrienden van het boek". Greshoff behoorde, met de zusters Aty en Nini Brunt, tot Van Krimpens oudste vrienden. Het maandblad "De Witte Mier" bleef maar een klein jaar bestaan, maar het bevatte wel de eerste kalligrafische ontwerpen van Van Krimpen. Greshoff was samen met J.C. Bloem en P.N. van Eyck een bibliofiele uitgeverij. Op 14 juni 1914 publiceerde Van Krimpen een zeer kritisch stuk in de Amsterdammer over de principes en het drukwerk verschenen bij de "Zilverdistel"'. Deze felle kritiek zorgde ervoor, dat Bloem en Greshoff vervangen werden door J.F. van Royen, de latere directeur van de PTT. Onder zijn leiding zal de "Zilverdistel" uitgroeien tot de eerste "private press" in Nederland. In die tijd gaf Van Royen ook opdracht aan S.H. de Roos om verder de typografie te verzorgen voor het drukwerk. Een punt van kritiek richtte zich op het gebruik van een ijzeren handpers of boven-degel. Dat vond Van Krimpen een blijk van "bibliofiel snobisme", hij wilde meer "democratie in de boekkunst". Een bezoek aan de "Internationale Ausstellung für Buchgewerbe und Graphik" in Leipzig (1914) voedde Van Krimpens belangstelling voor kalligrafie, typografie, letterontwerp en boekbinden nog meer. De eerste uitgevoerde ontwerpen van de jonge typograaf verschenen in deze jaren: band- en initiaal-ontwerpen voor "Het jaar der dichters", uitgegeven door Greshoff, en een als nog onuitgerijpt te kenschetsen omslag-ontwerp voor "Verzen" van J.L. Gregory. In 1916 trouwde Van Krimpen met Nini (= Maria Paulina, 1891-1984) Brunt, terwijl haar zus Aty Brunt niet lang daarna trouwde met Jan Greshoff. In 1917 werd uit het huwelijk van de eerstgenoemden een zoon geboren, Huib van Krimpen, die later eveneens een zeer verdienstelijk en invloedrijk typograaf zou worden. In datzelfde jaar begon Jan van Krimpen in eigen beheer boeken uit te geven, die hij zelf tekstueel en typografisch bezorgde. Deze serie van vijf boeken is bekend onder de (later bedachte) naam Pre-Palladium (1917-1920). De auteurs waren jonge dichters: Albert Besnard, "Sonnetten" Jan Gustaaf Danser, "Ontmoetingen" Martinus Nijhoff, "Pierrot aan de lantaarn" Jacob Israël de Haan, "Een nieuw Carthago" H.W.J.M. Keuls, "In den Stroom" Alle boeken werden in een kleine oplage (75-220 exemplaren) gedrukt met door S.H. de Roos ontworpen Hollandse Mediaeval bij G.J. van Amerongen te Amersfoort. Naarmate het talent van Van Krimpen verder rijpte, ging hij steeds interessanter uitdagingen aan. Voor de jonge uitgeverij Hijman, Stenfert Kroese & Van der Sande begon hij met een nieuwe reeks, die de naam Palladium kreeg. In 1920 verscheen het eerste, behoorlijk ambitieuze boek van de serie, A. Roland Holsts "Deirdre en de Zonen van Usnach" met een houtsnede van Bernard Essers in een oplage van 205 exemplaren, gezet met de voor de meeste boeken van de Palladium-reeks kenmerkende ronde, achttiende-eeuwse Engelse letter Caslon. Even kenmerkend is het omslag van dit boek, een blauwgrijs Ingres-achtig papier. Jan van Krimpen streefde naar eenvoud in zijn typografie, hij keerde terug naar de combinatie van zwarte inkt met enkele initialen in rood, uit de tijd van de incunabelen. Opvallend is ook Van Krimpens gebruik van de gulden snede bij de lay-out. Het paginanummer staat uit het midden. De pagina-indeling en het marge-wit rond de tekst is zeer zorgvuldig geconstrueerd. Na dit deel werden voor Palladium haast geen illustraties meer gebruikt; wel tekende de volleerde kalligraaf Van Krimpen een vignet voor de serie, een medusakop met slangen in het haar, en verzorgde hij de initialen. Verschillende belangrijke literaire werken werden door Greshoff en Van Nijlen aangebracht, zoals "De Duytse Lier" van Jan Luyken, "Sonnetten" van Hooft, "Safija" van Arthur van Schendel, "Het Aangezicht der Aarde" van Jan van Nijlen, "De Ceder" van Greshoff, "Narrenwijsheid" van J.C. van Schagen,' "Penthesileia" van Marsman, "Laethemsche brieven over de lente" en "Het zatte hart" van Karel van de Woestijne, en last but not least in 1927 "Clair Obscur" van J. Slauerhoff. De reeks werd voortgezet tot 1927, en omvatte uiteindelijk 21 titels; een aantal titels beleefde herdrukken. 21 februari 1920 schreef Van Krimpen een stuk voor de "Nieuwe Arnhemsche Courant", de krant waar Greshoff als criticus werkte, en later (1923/1924) hoofdredacteur werd. Het artikel "S.H. de Roos, boekkunstenaar en letter-ontwerper" was zeer lovend, speciaal waar het de Hollandsche Mediaeval betrof. 1921-1930 In 1922 woonde Van Krimpen in Den Haag aan de Fahrenheitstraat 519. Hij was in die tijd ook werkzaam als handboekbinder. In die hoedanigheid leerde hij in 1922 de jonge drukkerszoon A.A.M. Stols (1900-1973) kennen. Stols hield ook van mooie boeken en was net zelf met een uitgeverij begonnen. Stols werd al gauw een goede huisvriend van de Van Krimpens en de Greshoffs. In de jaren 1923 tot 1932 verleende Van Krimpen zijn medewerking aan een stuk of dertig uitgaven van zijn vriend Stols. Hij leverde onder andere initialen, bandontwerpen, tekende de bandstempels en printersemblemen, later verzorgde hij ook de rest van de typografie. In 1923 tekende hij voor het eerst, in opdracht van J.F. van Royen, de belettering van een serie postzegels, de Jubileumzegels. W.A. van Konijnenburg tekende de beeltenis voor deze herdenkingszegels voor het Zilveren Jubileum van Koningin Wilhelmina. 10 november 1923 schreef Van Krimpen een stuk in het tijdschrift Wendingen over bibliografie en het ex-libris. Ook later zou hij nog aan dit tijdschrift bijdragen leveren. Belangrijke typografische ontwikkelingen in Engeland in 1923: Francis Meynell startte met The Nonesuch Press Stanley Morison werd typografisch adviseur bij The Monotype Corporation in Salfords (Surrey) de Cambridge University Press, Stanley Morison en Oliver Simon begonnen met het tijdschrift The Fleuron Nu raakte Van Krimpens loopbaan pas echt op gang. Hij ontmoette op de tentoonstelling ter ere van 500 jaar uitvinding van de boekdrukkunst door Laurens Janszoon Coster een van de directeuren van de gerenommeerde drukkersfirma Enschedé in Haarlem Johan Enschedé. Hij kreeg de opdracht een letter voor die drukkerij te ontwerpen. Van Krimpen wist in 1924 niet hoe een dergelijke klus moest worden aangepakt. Hij vroeg aan De Roos hoe dat aan te pakken, maar vertelde hem niet over zijn plannen. De eerste letter van Van Krimpen kreeg de naam "Lutetia". Die naam verwijst naar de wereldtentoonstelling in Parijs (1925), waar de letter voor het eerst werd gepresenteerd: Lutetia is de Latijnse naam van Parijs. In 1924 werd ook het eerste nummer van "De Witte Mier, maandschrift voor de vrienden van boek en prent" uitgebracht. Hoofdredacteur was Greshoff, de uitgever was Boosten en Stols. Later werd de redactie uitgebreid met Van Krimpen en Stols. Uiteindelijk verschenen er slechts drie nummers. In Engeland stichtte Oliver Simon en Hubert Foss de "Double Crown Club", met als doel: "to exchange ideas on good printing". In 1925 voltooide Van Krimpen ook de cursief voor de Lutetia. Het verschijnen van de "Lutetia" was een onaangename verrassing voor S.H. de Roos. Hij was wel bereid zijn kennis te delen met anderen, maar hij was zeer ontstemd over de geheimzinnigheid van Van Krimpen. De Roos en Van Krimpen zouden nooit vrienden worden. Van 18 juli tot 15 augustus was er in het Plantin-Moretusmuseum in Antwerpen een tentoonstelling over "Moderne Nederlandsche Boekkunst". Daarna was deze tentoonstelling te bezichtigen in het "Museum van het boek" in Brussel (30 augustus tot 27 september. Charles Nypels had de catalogus ontworpen, die in de Erasmus Mediaeval van S.H. de Roos was gezet. In totaal acht nummers van de Palladium-reeks waren in deze catalogus opgenomen, tot grote woede van Van Krimpen, die Stols zover kreeg om een boze ingezonden brief te schrijven naar de "Nieuwe Rotterdamsche Courant" (6 oktober 1925). In de krant van 9 oktober kwam het antwoord daarop van De Roos. Van Krimpens nieuwe letter, de Lutetia, werd officieel voor de eerste keer gebruikt in een catalogus van de Nederlandse bijdragen aan de tentoonstelling "Exposition internationale des arts décoratifs et industriels modernes" in Parijs. Het letterontwerp werd bekroond met een hoge onderscheiding, een "Grand Prix". 'Strength with delicacy, grace with dignity' was het commentaar van Bruce Rogers. In 1925 trad Van Krimpen bij Enschedé in dienst. Tot aan zijn dood zou hij nauw met de drukkerij verbonden blijven. Op 1 augustus 1925 schreef hij een stuk in het "Algemeen Handelsblad". S.H. de Roos werd zeer geprezen, maar het tijdschrift Wendingen en de "zogenaamde" typografie van architect H.Th. Wijdeveld kregen veel kritiek. Uit 1926 (12 januari) stamt het eerste briefcontact met Stanley Morison. In het vijfde nummer van "The Fleuron" besprak Morison de Lutetia. Van Krimpen werkte mee aan de luxe editie van de omvangrijke roman van Israël Querido, "Misleide Majesteit". Voor zijn bandontwerp ontving hij 40 guldens. Het boek zelf kostte in de winkel 90 gulden. Ook verzorgde hij de typografie van de eerste roman van Victor van Vriesland, "Het afscheid van de wereld in drie dagen". Hij tekende ook voor het eerst een drukkersembleem voor Querido. Na 1931 zouden daarvan nog vele volgen. Bruce Rogers publiceerde in 1927 zijn boek: "Ancient Books and Modern Discoveries". Dit boek is geheel gezet in de Lutetia (behalve de "e", "m" en "n", die had Rogers vervangen door de Caslon Old Face van Linotype. In hetzelfde jaar stopte Van Krimpen met zijn werk voor de Palladium-reeks. Later (1930) in het zevende nummer van "The Fleuron" gaf hij aan waarom: "het tijdperk van "more or less uniform series, and that of books as primarily decorative objects" was voorbij." Oliver Simon schafte de Lutetia aan voor de Curwen Press in Londen. D.B. Updike deed hetzelfde voor de Merrymount Press in Boston, evenals Edwin Grabhorn voor de Grabhorn Press in San Francisco. Harry Carter en Herbert Simon, beiden van de Curwen Press, brachten in 1928 een bezoek aan Enschedé, en ontmoetten Van Krimpen. In dit jaar kwam de letter Romaneé uit. De naam is afkomstig van de wijnfles die een etentje lardeerde met Van Krimpen en zijn opdrachtgevers. Huib van Krimpen berichtte daarover: The choice of the name Romaneé, while unusual for a lettertype, is simple to explain. The christening took place during a good dinner at a well-known English courty inn. Dat was The Spread Eagle in Thame, in de buurt van Oxford en Aylesbury. Van Krimpen werd erelid van de "Double Crown Club". Het huwelijk met Nini Brunt eindigde in 1929 in een scheiding. Porter Garnett (1871-1951), die zeven jaar daarvoor was aangesteld als Associate Professor in the Graphic Arts aan het Carnegie Institute of Technology in Pittsburg USA, gebruikte de Lutetia voor de 12 delen tellende catalogus van de "Frick Collection". Uitgave bij de door Garnett gestichte "Laboratory Press". Dat jaar bezocht Garnett Van Krimpen in Haarlem. George Macy stichtte de "Limited Editions Club" in New York. Van Krimpen had diverse ontmoetingen met Bruce Rogers. Op het bureau van Emery Walker, waar Bruce werkte aan de "Oxford Lectern Bible" en ook werkte als adviseur voor de Centaur die later bij the Monotype Corporation Ltd zou verschijnen. Mei 1929 kwam de bestelling van een serie initialen van de Lutetia voor de Curwen Press. Die waren klaar in Juni. En werden geleverd voor ongeveer 12,50 guldens per stuk. Rond die dagen kwam een set matrijzen voor de Open Lutetia klaar. Dit lettertype was bedoeld om te dienen als initialen en voor de titels van het geïllustreerde tijdschrift Op de Hoogte. Dit tijdschrift was geheel gezet in de Lutetia, en werd uitgegeven bij Enschedé en Zonen. Van Krimpen trad in 1930 in het huwelijk met Tootje (Catharina Elisabeth Henrietta) ten Houte de Lange (1899-1937). Zij was de uitgever van "Op de Hoogte". In het laatste nummer van "The Fleuron" stond een stuk van Van Krimpen: "Typography in Holland". Daarin was hij nu heel wat minder positief over S.H. de Roos. De luxe band was door Van Krimpen ontworpen. Stanley Morison en Van Krimpen spelen met de mogelijkheid "The Fleuron" voortaan bij Enschedé uit te geven. 1931-1940 Enschedé en Monotype besloten samen een letterfamilie uit te brengen, op basis van de ontwerpen van Jan Van Krimpen. De eerste naam hiervoor was "Epiphania", maar Beatrice Warde veranderde dat tot: "Romulus". De letter omvatte: een romein in drie zwaarten een cursief gezette romein een schreefloze letter in vier zwaarten een script (Cancelleresca Bastarda) open kapitalen een griekse variant Harry Carter werd door Van Krimpen gevraagd om redacteur te worden van "The New Fleuron". Een proefnummer van de "The New Fleuron" verscheen in 1932, onder redactie van Van Krimpen en Carter en uitgegeven bij Pegasus en Harcourt Brace. Hierna kwam geen enkel nummer meer uit. Ondertussen waren er ook onderhandelingen met George Macy van de "Limited Editions Club", om daar "The New Fleuron" uit te geven. Dat liep stuk, omdat de uitgever voor zichzelf ook redactionele invloed eiste, iets waarin Van Krimpen zich niet kon vinden. Van Krimpen werd een van de directieleden van de Engelse "Soncino Press", die Enschedé opdracht had gegeven voor een uitgave van de Talmud in 35 delen. Deze delen werden in de Lutetia gezet, en verschenen gedurende de jaren 1935-1952. Waarschijnlijk nam hij dit op zich om meer kans te maken op een directiezetel bij de firma Enschedé. Een door hem zeer begeerde functie, waarvoor hij evenwel nooit gevraagd zou worden. In augustus 1932 kregen Stols en Van Krimpen ruzie met elkaar, die vete zou tien jaar duren. George Macy had Stols gevraagd om een artikel over de Nederlandse Drukkunst van die dagen voor het nieuwe jaarboek "The Dolphin". Stols had daarmee ingestemd en vroeg Van Krimpen en anderen om illustraties. Als antwoord hierop, beschuldigde Van Krimpen Macy van ongeoorloofde concurrentie met "The New Fleuron", en dat Stols, door hieraan mee te doen, partij had gekozen. In 1934 kwam de "Cancelleresca Bastarda" uit. S.L. Hartz kwam in 1936 werken bij Enschedé. De volgende twintig jaren zou hij vaak met Van Krimpen samenwerken aan allerhande projecten. Het zwaartepunt daarvan lag echter in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Tootje ten Houte de Lange stierf in 1937 aan keelkanker. In dit jaar was de eerste ontmoeting met Giovanni Mardersteig van Officia Bodoni in Verona in Italië. Ook leverde hij bijdragen aan "Contemporary Book and Binding Art" in "Book & Band, Prisma der Kunsten, nr. 3". Het "Verzameld Werk" van Marsman verscheen in 1938 bij uitgeverijen Querido en De Gemeenschap. Van Krimpen maakte de bandstempel en de boekomslag, het honorarium daarvoor bedroeg 30 guldens. Van Krimpen trouwde met Toos (Catharina Jacoba) Senn (1905-1990), die Tootje tijdens haar ziekte verpleegde. The Society for Print and Book Art geeft opdracht om lettertype "Haarlemmer" te ontwerpen. Die was bedoeld om een Statenbijbel uit te geven in klein-folio formaat. John Dreyfus werd in 1939 in dienst genomen als "Graduate trainee by assistant printer" op de Cambridge University Press. 1941-1945 Bij een bombardement in Londen op 10 mei 1941 werd ook het huis van Stanley Morison getroffen. Bijna alle papieren, correspondentie en boeken raakten daarbij verloren. Van Krimpen ontwierp de Spectrum. Het was een dure letter, enkel het graveren van de stempels (patrijzen) werd geraamd op 60.000 gulden, daarom besloten Enschedé en Monotype de letter samen uit te brengen. Enschedé als handletter, en Monotype als matrijzen voor de zetsel-gietmachine. De "Verzamelde Werken" van P.C. Boutens verscheen bij Enschedé en tegelijkertijd bij Boucher, in zeven delen. De oplage van 1000 exemplaren werd gedrukt in de Romulus. Van Krimpen is niet alleen betrokken bij het drukken, maar ook bij de redactie van deze uitgave. Van Krimpen maakt kennis met Herman de la Fontaine Verwey, de bibliothecaris van de Amsterdamse Universiteits Bibliotheek. Zij ontmoeten elkaar op "Het Huis aan de Drie Grachten", een boekhandel/antiquariaat gedreven door A.A. Balkema, (Guus voor vrienden), gevestigd aan de Oudezijds Voorburgwal 249. Balkema zat in het verzet, via de clandestiene "Five Pounds Press". Hij schreef daarvoor samen met de Neerlandicus Wytze Hellinga. Van Krimpen voegde zich later daarbij. Via Balkema zou de UB zeer vele verzetpublicaties kunnen verwerven. Ook Sem Hartz, die vanwege zijn joods-zijn moest onderduiken, zat in het verzet. Hij deed veel graveerwerk om documenten te vervalsen. De vele "vrije tijd" deed hem besluiten zelf een letter te ontwerpen, hij vroeg eveneens De Roos hulp hoe dat te doen. Zij werden goede vrienden, wat Sem in een soort van spagaat bracht in zijn relatie tot Van Krimpen. De stad Amsterdam eerde Van Krimpen met de voor drukkers bedoelde "Frans Duwaer Prijs". In juni 1945 ontmoetten Van Krimpen en John Dreyfus elkaar in Haarlem. Dreyfus was als militair naar Nederland gekomen. Op 27 juni 1945 zond Stanley Morison een kistje sigaren vergezeld met een brief aan Van Krimpen. De brief om te vertellen over het bombardement, en het verlies van alle boeken, de papieren en de brieven. Gedurende de oorlog was het onmogelijk om contact te houden. Van Krimpen gaf Hitler de schuld van de slechte verspreiding van zijn lettertype. Maar in werkelijkheid, was dat mede te wijten aan de slechte verkoopstrategie van de firma Enschedé. In de UB werd 27 juni - 12 augustus 1945 een tentoonstelling gehouden van verzetsuitgaven: "Het Vrije Boek in bezettingstijd". Door zijn bemoeienis met die tentoonstelling groeit de bewondering van De la Fontaine Verwey voor Van Krimpen. Zij raakten bevriend met elkaar. 1946-1950 Van Krimpen verzorgde in 1946 een editie van Stanley Morisons tekst: "First Principles of Typography". De uitgever is A.A. Balkema. Van 1946-1950 verzorgde Van Krimpen de typografie van de tiendelige "Eerste Nederlandse Systematisch Ingerichte Encyclopedie (E-N-S-I-E)". Vanaf 1946 tot 1956 werkten Van Krimpen en Sem Hartz vele malen aan postzegelontwerpen. Hartz maakte de beeltenis en Van Krimpen ontwierp de lettering. Hartz was zo ongeveer de enige die nog kon samenwerken met de binnen Johan Enschedé danig geïsoleerd geraakte Van Krimpen. Ondanks dat hij door zijn werk veel te maken heeft met de handzetterij en de gieterij-afdeling, koos Van Krimpen ervoor in de directie-vleugel kantoor te houden. Tot zijn grote teleurstelling zou hij die status nooit bereiken. Van Krimpen was nu niet bepaald een gemakkelijke of prettige persoon om mee om te gaan. Zo was ook de verhouding tot zijn zoon Huib van Krimpen uit zijn eerste huwelijk een zeer ongemakkelijke. In 1947 ontstond het ontwerp voor het monument "Voor de gevallenen" voor de Universiteit van Wageningen - toen nog Landbouw-Hogeschool. Op 16 februari 1948 richtten De la Fontaine Verwey en Van Krimpen de "Nonpareil Society" op, naar het model van de "Double Crown Club" in Engeland. Het is een kleine selecte vereniging van mensen die zich bezighouden met het maken, verspreiden, binden, verzamelen en restaureren van boeken. Van Krimpen ontwierp het logo en zou tot zijn dood voorzitter van deze groep blijven. Op 22 april 1948 kreeg Van Krimpen formeel de opdracht tot het ontwerpen van de letter Sheldon. Deze letter was door Charles Batey van de Oxford University Press exclusief bedoeld om er een bijbel mee te drukken, met de pagina's in twee kolommen. In de zomer van dit jaar bezocht Van Krimpen op uitnodiging van Stanley Morison de fabrieken van Monotype in Salfords. Hij deed dat samen met Sem Hartz en Giovanni Mardersteig. Zij probeerden Monotype te interesseren voor hun nieuwste lettertypen: De Spectrum van Jan van Krimpen, de "Emergo" van Sem Hartz, en de "Dante" van Giovanni Mardersteig. De Dante werd later als Series-592 opgenomen in het Monotype-programma. Van Krimpen gaat in 1950 lesgeven in typografie op het Plantijn-Moretus Museum in het kader van de "Hogeschool voor Drukkunst". Ook G.W. Ovink, docent op een grafische opleiding in Nederland en schrijver van veel boeken over typografie doet hieraan mee, evenals de uitgever Stols. Zoon Huib meldde daarover, dat zijn vader Van Krimpen elke didactische gave ontbeerde, en dat de studenten zeer ontevreden waren. 1951-1958 In 1951 verscheen "First principles of Typography" bij uitgeverij W. de Haan in Utrecht. Typografie, vertaling en inleiding zijn van Jan van Krimpen. Op 12 januari 1952 zijn zestigste verjaardag ontvangt hij een "Liber Amicorum" verzorgd door De la Fontaine Verwey. Die schrijft ook een artikel over Van Krimpen in De Gids. Van John Dreyfus verschijnt het boek "The Work of Jan van Krimpen." In Londen, Hartchard, Picadilly was er van 3 tot 14 juni een tentoonstelling over het werk van Van Krimpen ingericht door de Engelse uitgever Sylvan Press. Vanaf 14 januari 1952 vond de tentoonstelling in het Museum van Enschede op het Klokhuisplein te Haarlem plaats . Sem Hartz gaf op 22 januari 1952 een persoonlijke rondleiding. Tijdens het boekenbal in februari 1952 werden Ovink en Van Krimpen voorgesteld aan Koningin Juliana. Het boek "The house of Enschedé" verschijnt in 1953 met daarin ook Van Krimpens artikel "A Short Company History". Morison opperde de mogelijkheid om een letterproef van de Monotype Spectrum op te nemen in de Penrose Annual. Van Krimpen, die dan vakantie viert samen met Mardersteig aan het Gardameer, liet weten dat hij het wel wilde drukken. De letterproef van de Spectrum verschijnt 1954 in Penrose Annual, nummer 48, pagina 47-53, met een inleiding door John Dreyfus. "Some variations on the First Principles of Typography" verschijnt in 1954 in "Bont-boek over Bond en Boek". Aan het eind van zijn leven bezocht Van Krimpen in 1955 diverse Benedictijner kloosters in Frankrijk. Van Krimpen stuurt op 1 maart 1956 aan Will Carter een kopie van zijn "memorandum in its final stage". Dat betrof de tekst "On Preparing Designs for Monotype Faces". Deze tekst werd lang geheim gehouden, ook door bijvoorbeeld John Dreyfus. Pas in 1991 is het gepubliceerd in Matrix, nummer 11. Van Krimpen geeft op 5 april 1956 een lezing over klassieke typografie bij de opening van de tentoonstelling "Design and Printing in the Netherlands" (5-11 april) in "The National Book League House", Albemarlestreet, Londen. Deze tentoonstelling werd ingericht door de Nederlandse Stichting voor Grafische Export. Op 25 juni 1956 vindt een bijeenkomst van dertig vooraanstaande typografen en industriëlen in Parijs, om de "International Typography Union" op te richten. Tegenwoordig is dit de organisatie ATypI. Er werd een afvaardiging ingesteld, die de oprichting-vergadering ging voorbereiden. Daarin zaten: Voor Nederland: Jan van Krimpen en G.W.Ovink voor Engeland: Stanley Morison, Walter Tracy, John Dreyfus voor Frankrijk: Charles Peignot en Maximilien Vox voor Italie: Piero Capitini, Luigi Colombini voor Zwitserland: Georges Cordaz, Albert Kundig Duitsland werd door de aanwezigen geheel geboycot. Het comité kwam weer bijeen in Genève op 25 oktober dat jaar. In het restaurant van het Rijksmuseum in Amsterdam is er op 28 juni 1956 een gezamenlijke bijeenkomst van de "Double Crown Club" en de "Nonpareil Society". Van Krimpen sprak over zijn inscriptie - een tekst van A. Roland Holst - op het Nationaal Monument op de Dam in Amsterdam, wat een van zijn laatste grote opdrachten was. In 1956 kreeg Van Krimpen de "Society of Industrial Artist Gold Medal" als hommage voor zijn werk. Op verzoek van Paul Bennett schreef Van Krimpen in 1957 "On Designing and Devising Type", dat verscheen in "The Typophiles". De Nederlandse vertaling door zijn zoon Huib werd pas uitgegeven in 1990. Dit jaar was ook de oprichtingsvergadering van de "Association Typographique Internationale (ATypI)". Charles Peignot kwam met de opdracht voor een lettertype voor de letterzetmachine Lumitype/Photon, een fotografisch letterzetsysteem. Op 4 februari 1957 was er een eerste contact van Jan van Krimpen met Dame Hildelith Cummings. Zij was sinds 1955 drukker op de "Stanbook Abbey Press", gevestigd in Worchestershire Engeland. Deze pers was reeds in 1878 opgericht in een Benedictijner nonnenklooster. Deze vrouw had in een boek van John Ryder "Printing for Pleasure" (1955) de letter "Cancelleresca Bastarda" gezien, en zocht contact met Van Krimpen. Jan van Krimpen overwoog de mogelijkheid om de letter "Schoeffer" te gebruiken, eigendom van Enschedé. Tussen 4 februari en 13 oktober schreef hij in totaal 28 brieven aan Dame Hildelith. Met ingang van 1956 werden voortaan de meeste uitgaven van deze pers gedrukt met letters ontworpen door Jan van Krimpen. Bijeenkomst op 28 juni van de "Nonpareil Society" en de "Double Crown Club" op het All Souls College in Oxford. De spreker was Harry Carter met de lezing "The Influence of Dutch Printing on Oxford Printing". 29 juni, van Krimpens eerste en enige bezoek aan de Stanbook Press. (Holy day of Saints Peter and Paul). Hij ontving een exemplaar van "Questions of Beauty" gedrukt in de Cancelleresca op perkament. In een brief aan Stols op 17 augustus schreef van Krimpen, dat "tweederde deel van een eeuw op deze aarde" volgens hem meer dan genoeg was. En daarna: Requiem aeternam dona eis, Domine: et lux perpetuam luceat eis. (Heer geef hen eeuwige rust, en moge het eeuwige licht op hen schijnen). In maart 1958 schreef Van Krimpen een lange brief aan Dame Hildelith, waarin hij laat weten dat hij worstelt met zijn geloof. Hij is rooms katholiek, maar voelt zich - boven de groter rivieren - nergens op zijn plaats... Jan van Krimpen stierf op 20 oktober 1958 plotseling voor de deuren van Enschedé & Zonen, waar hij meer dan drie decennia werkzaam was. Tijdens een rit vanaf het museum op het Klokhuisplein naar de drukkerij, was hij druk in gesprek met zijn chauffeur. Die vertelde over de ziekte van zijn dochtertje. De doktoren kunnen niet zeggen wat het is, ze hebben nog geen diagnose. Van Krimpen maakt zich daarover kwaad: "Natuurlijk weten ze wat het is, maar ze willen het jou niet vertellen." Toen hij uitstapte, kreeg hij een hartaanval en zakte ineen. Toen hij naar binnen werd gedragen, was hij reeds overleden. Lettertypen van Jan van Krimpen Lutetia (1925) Series 255 Monotype, Van Krimpen had toestemming gegeven om zijn ontwerp voor de handletter van Lettergieterij Amsterdam te laten bewerken voor machinezetsel. Later moest hij toegeven dat het resultaat heel goed gelukt was, maar voegde daar direct aan toe, dat als hij het van tevoren geweten had hij ermee nooit zou hebben ingestemd Antigone (Grieks) (1927) Series 259 Monotype Deze letter is vooral bekend gebleven omdat een uitgave van Homerus' Ilias en Odyssee, die op vele scholen gebruikt werd, in deze letter gedrukt was. Romanée (1928) Romulus (1931) Series 458 Monotype Ontworpen in 1931 en later in samenwerking met Enschedé & Zonen door Monotype uitgebracht in 1936. De letter zet erg breed, is licht van kleur. De schreven zijn vrijwel horizontaal. De cursief was een experiment: de romein is eenvoudigweg schuin gezet, waarbij alle cursieve letters even breed zijn als de romein. Cancelleresca Bastarda (1934) Romulus Sans Romulus Greek Van Dijck (1935) Haarlemmer (1938) Series 531 Monotype, slechts in één corps (14D) voor loodletter. Ontwerp is eigenlijk nooit geheel afgemaakt. In 1967 werd de letter door Monotype uit productie genomen. In tegenstelling met andere uit de productie genomen Monotype-letters werden de punches en de basispatronen, waarmee de punches gemaakt werden niet vernietigd, zodat het nog altijd mogelijk is om een set matrijzen van deze letter te bestellen. In totaal zijn er slechts twee sets verkocht. Sheldon (1947) Spectrum (1952) Series 556 Monotype. Deze letter was oorspronkelijk bedoeld om een bijbel te drukken bij Uitgeverij Spectrum in Utrecht. Het project ging uiteindelijk niet door. Toch bleek het lettertype zeer succesvol. Daarom werd in samenwerking met Enschedé & Zonen besloten een complete serie te snijden. De letter is open en lijkt vrij fors. De letter levert echter vrij compact zetsel. Van Krimpens drukletters worden nog steeds gebruikt; onder andere de Haarlemmer & Haarlemmer Sans, Spectrum en Romulus zijn digitaal beschikbaar. Postzegels Al voor zijn indiensttreding bij Enschedé was Van Krimpen als typograaf betrokken bij de ontwerpen van Nederlandse postzegels. Bij de volgende emissies verleende hij zijn medewerking voor het ontwerp van de letters en cijfers: Zilveren regeringsjubileum van koningin Wilhelmina, ontwerp Willem van Konijnenburg (1923). Opdrukwaarde 21 cent op waarde van 22½ cent uit de Wilhelmina-serie van Jan Veth (1929). Opdrukken op diverse frankeerzegels ten behoeve van de Cour Permanente de Justice Internationale in Den Haag (vanaf 1934). 40-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina, tevens voor alle Overzeese Rijksdelen, ontwerp Pyke Koch (1938). Frankeerserie met portret van koningin Wilhelmina, tevens voor alle Overzeese Rijksdelen, ontwerp Willem van Konijnenburg (1940). Opdrukken van het type guilloche op de Vliegende Duif van Chris Lebeau (1940). Bevrijdingszegel naar ontwerp van zijn collega C.A. Mechelse (1945). Serie met lage waarden, type van Krimpen, tevens voor alle Overzeese Rijksdelen (1946). Een tweetal dienstzegels in dezelfde stijl (1950). Een serie portzegels, tevens voor alle Overzeese Rijksdelen (vanaf 1947). Gouden regeringsjubileum van koningin Wilhelmina, tevens voor alle Overzeese Rijksdelen, ontwerp Sem Hartz (1948). Inhuldiging van koningin Juliana, tevens voor alle Overzeese Rijksdelen, ontwerp Sem Hartz (1948). Frankeerserie met portret van koningin Juliana, type En Face, tevens voor alle Overzeese Rijksdelen, ontwerp Sem Hartz (1949). Een serie kinderpostzegels voor de Nederlandse Antillen, naar foto's van Fanny Lopez, verzorgd samen met Sem Hartz (1950). Een serie dienstzegels met portret van koningin Juliana en met het Vredespaleis in Den Haag, ontwerp Sem Hartz (1951). Zomerzegels met etsen van Rembrandt van Rijn, verzorgd samen met Sem Hartz (1956). Toeslagzegel ten behoeve van het Nederlands Rode Kruis (1957). Archief De belangrijkste archivale collectie van Jan van Krimpen bevindt zich in de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. hc-vormgeving.nl |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Maria Paulina Brunt | geb. 30 MRT 1891 |
Huwelijk: | 16 Juni 1916 | Den Haag |
Scheiding: | 4 MRT 1930 | Haarlem |
Kinderen: | ||
Huibrecht van Krimpen | geb. 11 MRT 1917 |