Harm van Lunzen
Geslacht: | Man | |
Vader: | Klaas van Lunzen | |
Moeder: | Trijntje Steenbergen | |
Geboren: | 8 Nov 1897 | Amsterdam |
Overleden: | 30 OKT 1969 | Odoorn |
Religie: | Ned. Hervormd | |
Beroep: | predikant, publicist | |
Aantekeningen: | Van Lunzen, die steeds trots op zijn Drentse afkomst is geweest, volgde de lagere school te Amsterdam, de HBS te Rotterdam, deed staatsexamen gymnasium-A en ging daarna theologie studeren, eerst te Utrecht, vervolgens in Leiden. Van 1922 tot 1926 stond hij als Nederlands Hervormd predikant te Peperga-Blesdijke, van 1926 tot 1935 te Hoorn, van 1935 tot zijn emeritaat op 1 november 1962 te Odoorn, in welk dorp hij tot zijn dood is blijven wonen. Van Lunzen was een bewonderaar van dr. Albert Schweitzer, met wie door hem een vriendschappelijke briefwisseling onderhouden werd. In het voorjaar van 1928 bezocht Schweitzer Hoorn en gaf in een overvolle kerk een orgelconcert van Bach, waarvan de baten ten goede kwamen van het ziekenhuis te Lambarene. De zeer principieel-vrijzinnige Van Lunzen koesterde ook een warme verering voor de reformator Zwingli; ter herdenking van diens 450ste geboortedag (1 januari 1484) verzorgde hij bijv. een uitgebreid 'Zwingli'-nummer van zijn kerkblad Ons Godsdienstig Leven. Tijdens zijn pastoraat in Odoorn gaf Van Lunzen sedert oktober 1933 het op groen papier gedrukte Kerkkrantje uit, dat hij, vooral de eerste jaren, bijna geheel zelf volschreef en dat een meer dan regionale bekendheid kreeg. Typerend voor zijn opvattingen was de ondertitel van dit blaadje: onafhankelijk maandblad voor geestelijke bezinning, redelijke religie, ethisch waardebesef en daadwerkelijk Christendom. Onder dit laatste verstond Van Lunzen vooral 'maatschappelijk werk', waarvoor hij zich steeds zeer heeft ingezet. Dank zij zijn activiteiten kon een jeugdhuis te Odoorn worden opgericht. Fel was zijn verzet tegen de 'nieuwe kerkorde' (1951), waarvoor men binnen de Hervormde Kerk ijverde. Hij meende dat dan geen recht meer zou worden gedaan aan de vrijzinnige modaliteit binnen de Hervormde Kerk en voelde zich verplicht daarvoor op de bres te staan. Sinds 2 februari 1946 werd door hem samen met ds. J.P. van Mullem, het tweewekelijkse blad Zwingli uitgegeven bedoeld als strijdorgaan in principieel-vrijzinnige geest. Bekende theologen als de hoogleraren B.D. Eerdmans en G.A. van den Bergh van Eysinga steunden het blad. In 1948 stichtte Van Lunzen, samen met geestverwanten, de Zwinglibond, die de strijd om de 'kerkerde' verloor en een vrij geringe aanhang had. Gaandeweg trok hij zich uit de kerkelijke strijd terug: hij gevoelde zich vaak 'eenzaam als een veldhoen op de bergen'. Ondertussen had Van Lunzen, ook buiten Drenthe, in de jaren dertig ruime bekendheid gekregen door zijn waarschuwingen tegen fascisme en nationaal-socialisme. Hij hield spreekbeurten voor 'Eenheid door Democratie', uitte zich meermalen anti-Duits in zijn preken en ageerde keer op keer krachtig tegen het Agrarisch Nieuwsblad, het orgaan van de Nationale Bond 'Landbouw en Maatschappij', die in nazi-vaarwater dreigde te geraken. Hij kenschetste het Agrarisch Nieuwsblad, als 'groen vergif. Tussen 14 oktober 1938 en 7 april 1939 werden door hem onder het pseudoniem 'Fridre' (een samentrekking van Friesland en Drenthe) een aantal artikelen gepubliceerd in de Meppeler Courant. Mede als gevolg van zijn activiteit moest J. de Nobel, chef-redacteur van het Agrarisch Nieuwsblad op grond van onvaderlandse uitlatingen in 1938 worden ontslagen. Waarschijnlijk had hij het hieraan te danken dat hij in 1942 een half jaar in gijzeling te St. Michielsgestel moest doorbrengen. Toen hem, kort na de bevrijding, verontrustende berichten bereikten over de behandeling der politieke delinquenten in het bewaringskamp Westerbork, klom Van Lunzen weer in de pen en schreef in De Vrije Pers van verontwaardiging vlammende artikelen over de dreigende verlaging der 'goede' tot het 'mofse peil'. Nog in 1964 zou het bezettingsverleden hem betrekken bij een probleem dat enige opwinding in hervormd kerkelijke kring veroorzaakte. In dat jaar was de te Ruinerwold wonende Jacob ter Haar - voor en tijdens de bezetting één der prominentste Drentse nazi-gezinde leiders van 'Landbouw en Maatschappij', die bij de bijzondere rechtspleging een zware straf opgelegd had gekregen - door het Breed Moderamen van de Classis Meppel der Hervormde Kerk tot visitator benoemd. Opnieuw kwam Van Lunzen in actie. Hij bundelde zijn bovengenoemde onder pseudoniem geschreven artikelen uit de Meppeler Courant (1938/1939), te zamen met een geharnast betoog tegen de kerkelijke ambtsdrager Ter Haar, onder de titel Waarheen werden de boeren geleid? Uitg. voor eigen rekening van H. van Lunzen (Odoorn, 1964). Van de zijde der Provinciale commissie voor het opzicht in de provincie Drenthe ontving 'de dominee te Oring' (= Odoorn) op 27 januari 1964 een vermaning, die echter korte tijd later door de Commissie voor het opzicht uit de Generale Synode op 21 mei 1964 vernietigd werd. Op 30 oktober 1969 verongelukte de nog altijd strijdvaardige Van Lunzen na een autoaanrijding even buiten het dorp Odoorn. L: J. Buitkamp en P.D. van Roijen, Op de bres. Waarheidsdienst is godsdienst (Meppel, [1968]); A.J. Roodzant e.a., in Het Kerkkrantje. Onafhankelijk maandblad voor geestelijke bezinning ... 34 (1969) 363 (december). In Memoriamnummer Ds. Harm van Lunzen; L. Buning, in Drenthe. Provinciaal Maandblad 42 (1971) 20-21; Gloed van een vurig hart. Samengest. door M. Visser met medew. van ds. A.J. Roodzant (Zuidlaren, 1979). I: Website Encyclopedie Drenthe Online: http://www.encyclopediedrenthe.nl/Lunzen,%20Harm%20van [3-6-2008]. L. Buning Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979) Laatst gewijzigd op 12-11-2013 |