Hilda Jonker
Geslacht: | Vrouw | |
Vader: | Willem Pieter Andries Jonker | |
Moeder: | Magdalena Elisabeth Westerveld | |
Geboren: | 20 MEI 1908 | Goes |
Overleden: | 23 Juni 2004 | Utrecht |
Beroep: | sociologe, feministe en publiciste | |
Aantekeningen: | Hilda Jonker groeide op met een jongere broer en een jongere zuster in een vrijzinnig en progressief leraarsgezin. Haar idealistische ouders vernoemden haar naar de hoofdpersoon uit Hilda van Suylenburg (1897), de feministische bestseller van Cécile Goekoop-de Jong van Beek en Donk. Zij waren geheelonthouders en enige tijd lid van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Hilda's vader had biologie en scheikunde gestudeerd en was een groot natuurliefhebber. Haar strijdbare moeder was de eerste studente wiskunde aan de Universiteit van Amsterdam en maakte zich sterk voor het vrouwenkiesrecht. Toen Hilda drie was verhuisde het gezin van Goes naar Zwolle. Na het overlijden van vader Jonker op 43-jarige leeftijd in 1922 besloot zijn weduwe naar Leiden te verhuizen, met het oog op een academische studie van haar drie kinderen. Al vroeg werd duidelijk dat Hilda klein zou blijven: zij werd uiteindelijk 1 meter 47. Zij ging eronder gebukt dat ze zo klein was en moest zich vaak extra bewijzen om serieus te worden genomen. Op de Leidse HBS bleek zij een goede leerlinge. Zij hield van schrijven en had veel belangstelling voor de wereld om haar heen. Zo was zij lid van de Nederlandsche Jeugdbond voor Natuurstudie en de Nederlandsche Bond van Abstinent Studeerenden. Het liefst was zij journaliste geworden, maar op aandrang van haar moeder begon zij in 1927 aan een rechtenstudie aan de Rijksuniversiteit te Leiden. In datzelfde jaar trad zij zowel toe tot de SDAP als tot de Sociaal-Democratische Studentenclub (SDSC). Het lidmaatschap van de SDSC was van grote betekenis voor Jonkers ontwikkeling. Hier werd haar verlangen naar intellectueel contact volop vervuld. Bovendien trad zij toe tot de redactie van het blad Kentering. Maandblad van den Bond van Sociaal-Democratische Studentenclubs. Ze ontmoette er de chemicus Evert Verwey, met wie ze in 1930 trouwde. Na korte tijd staakte Jonker de studie, en in 1928 begon zij als leerling-verslaggever bij het sociaal-democratische dagblad Het Haagsche Volk. Ook dit journalistieke avontuur was van korte duur. Daartoe opnieuw aangespoord door haar moeder ging zij in september 1929 naar Amsterdam om daar te beginnen aan de (indertijd nieuwe) studie sociologie. Zwanger van haar eerste kind, legde zij op 6 oktober 1932 als eerste in Nederland het doctoraalexamen in de sociologie af. Nog tijdens haar studie, de zomer van 1931, was Verwey-Jonker verhuisd van Amsterdam naar Groningen, waar haar man een betrekking aan de Rijksuniversiteit had gekregen. In mei 1934 vertrok het echtpaar naar Eindhoven, waar Verwey wetenschappelijk medewerker werd bij het Natuurkundig Laboratorium van de NV Philips Gloeilampenfabriek. De verhuizing naar het katholieke Eindhoven betekende voor Verwey-Jonker een grote verandering. Zij tartte de conventies door als getrouwde vrouw en jonge moeder volop actief te blijven binnen de SDAP. Evert Verwey stond op het standpunt dat zijn vrouw ook een eigen leven moest kunnen opbouwen en is haar tot steun geweest. In de jaren dertig ontwikkelde Verwey-Jonker zich in korte tijd tot een vooraanstaande sociaal-democrate. Vanaf 1935 was Verwey-Jonker, als enige vrouw, lid van de gemeenteraad van Eindhoven; tot het op non-actief stellen van de gemeenteraad in 1941 zou zij daar zitting in hebben. Zij maakte naam als denker en publiciste en schreef veelvuldig in partijbladen. Nadat ze in 1937 als jongste deelnemer en opnieuw als enige vrouw deel had uitgemaakte van de commissie die een nieuw partijprogramma voor de SDAP samenstelde, drong ze door tot de hoogste partijregionen. Verwey-Jonker was een uitgesproken tegenstander van bewapening en was een van de vier leden van de landelijke SDAP-commissie ter bestudering van het militaire vraagstuk die een minderheidsstandpunt verdedigde. Al vóór 1940 maakte Verwey-Jonker zich sterk voor de opvang van joodse vluchtelingen uit Duitsland. In Eindhoven werd begin januari 1939 het 'Dommelhuis' ingericht voor de opvang van joodse jongens. Verwey-Jonker vervulde hierbij een belangrijke rol. Ook tijdens de Duitse bezetting heeft zij zich ingezet voor deze joodse vluchtelingen. In oktober 1940 moesten in Eindhoven de leden van het college van burgemeester en wethouders, de gemeenteraadsleden en de gemeenteambtenaren een ariërverklaring tekenen. Verwey-Jonker was de enige die daarbij 'onder protest' liet aantekenen. Verwey-Jonker en haar echtgenoot waren tijdens de bezetting actief in het verzet. Zij trad op als verbindingspersoon tussen de illegaliteit en de arbeidersbeweging, verspreidde bonkaarten en zocht adressen voor onderduikers. Af en toe verbleven onderduikers korte tijd bij Verwey-Jonker in huis. Ondertussen schreef Verwey-Jonker haar proefschrift over Lage inkomens. Een statistisch onderzoek naar de verdeling der inkomens beneden de belastinggrens in de gemeente Eindhoven. Na de oorlog, op 9 oktober 1945, promoveerde zij hierop cum laude aan de Universiteit van Amsterdam bij H.N. ter Veen, hoogleraar in de sociografie. Het vernieuwende van haar promotieonderzoek was dat het inzicht gaf in een groep waarover vrijwel niets bekend was: mensen die zo weinig verdienden dat zij geen inkomensbelasting hoefden te betalen. Na de bevrijding van Zuid-Nederland in de herfst van 1944 brak hier een strijd uit tussen de 'vernieuwers', die het politieke bestel wilden hervormen, en de 'herstellers', die de vooroorlogse politieke partijen wilden heroprichten. Als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de 'vernieuwers' reisde Verwey-Jonker op verzoek van L.J.M. Beel, adviseur van Sociale Zaken en Voorlichting van het Militaire Gezag in het bevrijde Zuiden, in februari 1945 met een aantal afgevaardigden uit bevrijd gebied mee naar Londen om met koningin Wilhelmina te spreken over de situatie in het vaderland. Hoewel dit gezelschap de 'Heren XVII' werd genoemd, ging het in feite om zestien heren en één dame. Omstreden was Verwey-Jonkers handtekening onder het 'geheime Eindhovense adres' van november 1945. Dit advies aan koningin Wilhelmina sprak zich uit tegen herstel van de op 10 mei bestaande colleges van Provinciale Staten en gemeenteraden en voor herziening van de vertegenwoordigende organen. De publicatie van het advies in april 1945 leidde tot veel commotie. Na de bevrijding besloot Verwey-Jonker niet toe te treden tot het Noodparlement. Dit had dit vooral te maken met de houding van de voorzitter van de SDAP, Koos Vorrink. Toen Verwey-Jonker hem vroeg waarom haar een zetel in het Noodparlement was aangeboden, zei hij slechts: 'Er moet een vrouw in'. Daarop antwoordde zij hem dat ze dan ook konden kiezen voor de werkster van het partijbureau (Er moet een vrouw in, 198). In 1946 was Verwey-Jonker een van de medeoprichters van de Partij van de Arbeid (PvdA). Bovendien nam zij deel aan de commissies die in 1947, 1959 en 1977 de beginselprogramma's van de partij samenstelden. Van september 1953 tot september 1962 had zij opnieuw zitting in de Eindhovense gemeenteraad. Tussen 23 november 1954 en 16 mei 1957 zat zij tevens in de Eerste Kamer voor de PvdA. Na de oorlog breidden de activiteiten van Verwey-Jonker zich ook uit naar het internationale terrein. Zij maakte deel uit van de Nederlandse delegatie naar de eerste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 1946. Als deskundige op het gebied van vluchtelingenvraagstukken vertegenwoordigde zij Nederland in de Preparatory Committee for International Refugee Organization en de International Refugee Organization, die in 1948 in werking trad. In dat jaar leverde zij ook een inhoudelijke bijdrage aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Typerend voor Verwey-Jonkers groeiende inzet om onrechtvaardige verschillen tussen de seksen op te heffen was haar voorzitterschap, van 1951 tot 1955, van de Nederlandse Vereniging voor Vrouwenbelangen, Vrouwenarbeid en Gelijk Staatsburgerschap. Het bijzondere van deze feministische organisatie was dat zij vrouwen uit alle partijen verenigde, de communisten uitgezonderd. Vrijwel alle vrouwen uit de Eerste en Tweede Kamer waren lid. Met succes lobbyde Vrouwenbelangen voor de opheffing van arbeidsverboden van gehuwde vrouwen in 1955 en de handelingsonbekwaamheid van getrouwde vrouwen een jaar later. Een van de belangrijkste functies die Verwey-Jonker tijdens haar leven vervulde was het lidmaatschap van de Sociaal-Economische Raad (SER). Van 1956 tot 1972 was zij hier Kroonlid en veertien van de vijftien jaar was ze tevens lid van het Dagelijks Bestuur. Hier was ze het eerste en enige vrouwelijke lid. In de SER hield Verwey-Jonker zich vooral bezig met ondernemingsraden en zij was een pleitbezorgster van de verruiming van de arbeidsmogelijkheden van gehuwde vrouwen. Met dit laatste stuitte zij op de nodige weerstand bij haar collega's in de SER. Tussen 1956 en 1972 was zij ook voorzitter van de voorloper van de Emancipatieraad, de Commissie van Advies voor Arbeid van Vrouwen en Meisjes. Kort na het bereiken van de officiële pensioengerechtigde leeftijd, kreeg zij in september 1973 haar eerste bezoldigde functie als wetenschappelijk hoofdmedewerkster sociologie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. Tot september 1976 zou zij deze parttime functie uitoefenen. Toen in 1981 haar echtgenoot Evert overleed, betekende dit voor Verwey-Jonker een indringende confrontatie met de ouderdom. Als weduwe ervoer zij aan den lijve dat 'bejaarden' als minderwaardig werden behandeld. Dit maakte haar strijdbaar, en zij begon zich als publiciste en deelneemster aan het publieke debat te beijveren voor de emancipatie van ouderen. Zij bleef tot kort voor haar overlijden op 96-jarige leeftijd in 2004 actief. Naast haar bestuurlijke functies en haar advieswerk heeft Verwey-Jonker veel gepubliceerd: al met al bracht zij zo'n driehonderd titels op haar naam. Haar werk is helder, getuigt van grote eruditie en een analytische, kritische en onafhankelijke geest en wordt gekleurd door maatschappelijk engagement en een sociologische achtergrond. In de publicaties worden brede visies verbonden met realistische uitvoeringsplannen, precies zoals zij dat ook vaak in haar politieke en bestuurlijke activiteiten deed. In de naoorlogse periode verschenen artikelen, boeken en rapporten over onder meer vluchtelingen en migranten, overheidsbeleid, de sociaal-democratie, demografische ontwikkelingen en de 'emancipatie van de mens' in de ruimste zin van het woord. Als eerste uit een reeks van beleidsrapporten over migranten, vluchtelingen, etnische minderheden en allochtonen verscheen in 1959 Ambonezen in Nederland. Verwey-Jonker introduceerde het begrip allochtoon in de beleidsdiscussies over migranten. Op haar tachtigste, in 1988, verscheen haar autobiografie Er moet een vrouw in. Herinneringen aan een kentering in de tijd. Verwey-Jonker kreeg veel waardering voor haar werk. In november 1978 ontving zij het eerste eredoctoraat van de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Ze kreeg de Yad Vashem onderscheiding in 1987 en in maart 2000 werd haar door de Rijksuniversiteit te Groningen de Aletta Jacobsprijs toegekend voor haar bijdragen aan de vrouwenemancipatie. En nog tijdens haar leven, in 1993, werd een onderzoeksinstituut naar haar vernoemd: het Verwey-Jonker Instituut in Utrecht, voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Maar er was ook kritiek. Vóór mei 1940 waren haar antimilitaristische opvattingen omstreden, in de jaren tachtig gold dat voor haar bezwaren tegen de multiculturele samenleving en haar pleidooi voor een bevolkingspolitiek. Zij kon hard en scherp optreden en ontzag daarbij niets en niemand als het moest. Hilda Verwey-Jonker was een strijdbare intellectueel, een prominente sociaal-democrate en een voorvechtster van ouderen- en vrouwenemancipatie. Wat haar eens te meer bijzonder maakte, is dat zij vaak een pioniersrol vervulde. Door gangbare ideeën over sekse en leeftijd in woord en daad open te breken, was ze een rolmodel. Daarmee heeft zij baanbrekend werk verzet. A: P: L: I: Hilda Verwey-Jonker, Er moet een vrouw in. Herinneringen aan een kentering in de tijd (Amsterdam 1988) omslagfoto [Verwey-Jonker omstreeks 1965]. Margit van der Steen Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6 Laatst gewijzigd op 12-11-2013 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Evert Johannes Willem Verweij | geb. 1905 overl. 1981 |
Huwelijk: | 9 Juli 1930 | Amsterdam |