Gerarda Brautigam

Geslacht: Vrouw
Vader: Johan Brautigam
Moeder: Catharina Clasina van Duijn
Geboren: 9 MRT 1913 Rotterdam
Overleden: 4 Nov 1982 Amsterdam
Beroep: journaliste en politica
Aantekeningen: Een 'frisse rode jeugd', vervuld met het 'ideaal beeld van de mooie socialistische maatschappij' (Bibeb). Zo karakteriseerde Gerda Brautigam het milieu waarin ze opgroeide als oudste van de zes kinderen van een sociaal-democratisch vakbondsbestuurder die het tot wethouder van Rotterdam en Tweede-Kamerlid wist te brengen. Toch waren deze jeugdjaren weinig gelukkig. Noch in het drukke ouderlijke huis noch op de vijfjarige HBS, die zij gedwongen werd te volgen, had Gerda het naar haar zin. Zij was dan ook blij in 1932 als volontair in dienst te kunnen treden bij het neutrale Dagblad van Rotterdam. Op haar 21ste trouwde Gerda met een man die ze bij de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) had leren kennen, niet uit liefde – zo vertelde zij later –, maar in een streven naar zelfstandigheid. Al na drieënhalf jaar gingen zij uit elkaar. Haar keuze voor de in 1932 opgerichte Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP) van Jacques de Kadt werd eveneens ingegeven door verzet tegen het ouderlijke milieu alsook door idealisme: 'Ik geloofde in de heilstaat die door revolutie verwerkelijkt zou worden' (ibidem). Het was een kortstondige bevlieging, die haar wel op een royement van de AJC kwam te staan.
Journaliste
Tot 1938 bleef Gerda Brautigam als verslaggeefster werkzaam bij het Dagblad van Rotterdam. Graag was zij in dienst getreden bij NV De Arbeiderspers, waarin alle sociaal-democratische kranten en hun uitgeverijen waren ondergebracht. Maar omdat hier alleen ongehuwde vrouwen een arbeidscontract kregen, kon Brautigam pas na haar echtscheiding redactrice worden bij het dagblad Voorwaarts, de Rotterdamse editie van De Arbeiderspers. Bij het Duitse bombardement op de stad van 14 mei 1940 werd het bedrijfspand zwaar beschadigd, zodat de redactie zich gedwongen zag de Rotterdamse krant samen te stellen in het gebouw van Het Volk te Amsterdam. Toen de bezetter kort daarna de leiding van De Arbeiderspers overnam en alle joodse werknemers ontsloeg, besloot zij daar per 1 oktober te vertrekken.
Met allerlei baantjes probeerde Gerda Brautigam de bezettingsjaren door te komen. Zo was zij onder meer werkzaam op een typekantoor, in een Katwijkse dropfabriek en als handelsreizigster. Daarbij kwam dan nog de zorg om haar levensgezel, de architect Wim van Bodegraven, met wie zij in 1939 was gaan samenwonen, maar om haar baan te behouden niet was getrouwd. Deze werd al spoedig wegens illegale activiteiten door de Duitsers gearresteerd en overgebracht naar het concentratiekamp Buchenwald. Gedurende zijn vijfjarige gevangenschap probeerde zij hem met brieven en pakketjes op de been te houden. Verder hield Brautigam – sinds februari 1943 woonachtig in Amsterdam – zich bezig met het zoeken van onderduikadressen voor joden en was zij betrokken bij de plannen voor een nieuwe socialistische krant na de bevrijding.
In mei 1945 verscheen het eerste nummer van Het Vrije Volk. Gerda Brautigam werd verslaggeefster bij dit nieuwe, in Amsterdam gevestigde dagblad. Zij koos bewust voor een journalistieke carrière en zag af van het stichten van een gezin: 'Ik heb dat niet gedurfd. Ik wist heel zeker dat ik niet buiten werk kon' (ibidem). Brautigam was 'een erg geestdriftige journaliste', die haar socialistische overtuiging niet liet domineren maar openstond voor andere standpunten. Voor Het Vrije Volk reisde zij naar verscheidene Europese landen, naar India en naar Canada, waar ze een reportage maakte over Nederlandse emigranten. Veel indruk op haar maakte het opzienbarende proces tegen de Duitse oorlogsmisdadiger Adolf Eichmann, dat zij als verslaggeefster in 1961 in Jeruzalem bijwoonde. Op haar vakgebied bekleedde Brautigam ook enkele bestuursfuncties. Zo was zij van 1949 tot 1961 penningmeester – en sinds 1961 erelid – van de Nederlandse Journalisten Kring.
Tweede-Kamerlid
Na de bevrijding was Gerda Brautigam toegetreden tot de Partij van de Arbeid (PvdA), waarbinnen ze een actief, zij het kritisch lid was. Met de Indonesië-politiek van de partij kon zij zich bijvoorbeeld niet verenigen; haar afkeer van de politionele acties deed haar zelfs overwegen de PvdA te verlaten. Brautigams gedreven idealisme en kordate optreden bleven niet onopgemerkt. Tot driemaal toe werd zij gevraagd zich kandidaat te stellen voor de Tweede Kamer. De derde keer stemde zij toe, en na met voorkeursstemmen te zijn gekozen nam Brautigam op 5 juni 1963 zitting. Aanvankelijk combineerde ze het parlementaire werk met haar baan bij Het Vrije Volk. Maar omdat het haar steeds moeilijker viel beide functies te verenigen, besloot zij in 1967 met pijn in het hart haar journalistieke carrière te beëindigen.
In de Tweede Kamer hield Gerda Brautigam zich bezig met prijzenbeleid, media, consumentenzaken en sociale wetgeving. Zij trok de aandacht, niet alleen door haar uiterlijk – 'een bleek gezicht met een vlinderbril en strak weggetrokken haren die in een grote knoet achter op het hoofd waren opgestoken' (Jippes) –, maar ook omdat zij geen blad voor de mond nam en helder en onomwonden zei wat ze bedoelde. 'Ik denk dat m'n kracht was dat ik gewoon Nederlands sprak, zodat degenen die je gekozen hadden, begrepen waar je het over had' (ibidem). Vooral als verdedigster van de consumentenbelangen liet Brautigam van zich horen. De zwakke minister van Economische Zaken L. de Block vond in haar een meedogenloze opponente. Faam verwierf zij met haar afkeurende opmerkingen over het goedkope fabrieksbrood, waarvan ze vond dat er 'kraak noch smaak' aan zat. Haar pleidooi voor behoorlijke kwaliteit leverde haar de sympathie op van de zelfstandige bakkers, die haar overstelpten met broden, en bezorgde haar bijnamen als 'onze nationale broodheldin' en 'Gerda van de warme bakker'.
Ook in de PvdA zelf was Gerda Brautigam actief. Van 1965 tot 1969 voerde zij bijvoorbeeld de eindredactie van het kaderblad Opinie. Veertiendaags orgaan van de Partij van de Arbeid. In diezelfde jaren maakte zij deel uit van het partijbestuur. Hier kreeg Brautigam na de val van het kabinet-Cals (1965-1966) te maken met vertegenwoordigers van Nieuw Links. Zich binnen de PvdA 'zo ongeveer op de linkervleugel van de rechtervleugel' bevindend (Van Amerongen) en bovenal praktisch ingesteld vond zij deze stroming te radicaal en te dogmatisch. Niet het belijden van een revolutionaire ideologie, maar noeste bestuurs- en wetgevingsarbeid zou, volgens haar, op de lange duur de meeste vruchten afwerpen. De macht van één grote, progressieve partij, die verschillende stromingen omvatte, was daartoe onontbeerlijk. Afsplitsingen waren daarom in haar ogen uit den boze, zowel ter linker- als ter rechterzijde. Toen in mei 1970 enkele PvdA-Kamerleden uit onvrede met de vernieuwingsgezinde koers de partij verlieten en de DS'70-fractie gingen vormen, deden dezen dan ook een vergeefs beroep op Brautigam zich bij hen aan te sluiten. 'Ik in een splinterpartij? Daar ben ik al eens in geweest', zou ze hebben geantwoord, refererend aan haar kortstondige lidmaatschap van de OSP (Pronk 1972).
Radiocoryfee en publiciste
Populair werd Gerda Brautigam vooral door haar optreden in enkele VARA-radioprogramma's in de eerste helft van de jaren zestig. Met haar karakteristieke donkere stem was zij een bekend panellid in het raadspelletje Het hangt aan de muur en het tikt, waarin men moest achterhalen welk voorwerp er schuilging achter een cryptische omschrijving. Tevens maakte zij deel uit van het wekelijkse journalistenforum Bij nader inzien, dat actuele politieke onderwerpen besprak. Ook hier viel Brautigam op door de duidelijke taal waarin ze voor haar mening uitkwam. Op die manier droeg zij ertoe bij dat het politieke bedrijf voor een breed publiek toegankelijk werd gemaakt.
Op 6 december 1972 verliet Gerda Brautigam op 59-jarige leeftijd de Tweede Kamer. Zij vond dat ze lang genoeg had gewerkt en wilde tijd besteden aan andere dingen, zoals reizen, voor ze er te oud voor werd. Zij begon weer te schrijven, en in 1973 verscheen Gedogen schreef hij gaat van au. De brieven van kabinetsformateur mr. J.A.W. Burger, een boekje waarin aan de hand van 'de ietwat bonkige brieven' van formateur Jaap Burger de moeizame, maar door haar zeer toegejuichte totstandkoming van het kabinet-Den Uyl (1973-1977) wordt beschreven. Brautigams plannen en voornemens werden slechts ten dele verwezenlijkt. In 1979 kreeg zij op vakantie in Frankrijk een beroerte, waardoor ze voor de helft verlamd raakte en in een rolstoel belandde. Nog vol energie en ondernemingslust kon zij deze handicap niet accepteren. Haar laatste levensjaren waren daarom somber, en depressies werden haar deel. Een tweede hersenbloeding maakte in 1982 een einde aan haar leven.
Naslagwerken
BWN; PDC.
Archivalia
Nederlands Persmuseum, Amsterdam: archief-G. Brautigam.
Publicaties
Journalistieke bijdragen in kranten en tijdschriften [zie archivalia].
[met J. Liber], Het kwaad der waarzeggerij. Reportage van de zelfkant der samenleving (Rotterdam 1939).
[met anderen], Mogen we even… (Den Haag 1963).
Het nut van de bejaarden in onze samenleving (Den Haag 1965) [brochure].
‘Afscheid als Tweede-Kamerlid voor de PvdA’, Utrechts Nieuwsblad, 11-4-1972.
Gedogen schreef hij gaat van au. De brieven van kabinetsformateur mr. J.A.W. Burger (Amsterdam 1973).
Literatuur
Behalve necrologieën in verscheidene dag- en weekbladen:
[interview], De Spiegel, Christelijk Nationaal Weekblad, 17-5-1969.
F. van der Molen, Wie is Wie in de Tweede Kamer? (1970)
[interview], De Stem, Dagblad voor Zuidwest Nederland, 19-6-1970.
[interview], Vrij Nederland, 20-6-1970.
[interview], Het Vrije Volk, 21-10-1972.
[interview], Het Parool, 4-11-1972.
[interview], Viva, 2-3-1973.
[interview], Libelle, 2-3-1979.
[interview], NRC Handelsblad, 16-8-1980.
Gerard Mulder e.a., De val van de Rode Burcht. Opkomst en ondergang van een krantenbedrijf (Amsterdam 1980).
Dafna Holtzer, Biografische schets Gerda Brautigam (Utrecht 1996) [ongepubliceerd collegeverslag, afdeling Politieke Geschiedenis, RUU].
Auteur: A.J.C.M. Gabriëls

Gezin 1

Huwelijkspartner: Johannes Martinus Bergman geb. 1909 overl. 12 Apr 1939
Huwelijk: 1 Aug 1934 Rotterdam
Scheiding: 31 Jan 1938 Rotterdam

Gezin 2

Huwelijkspartner: Willem Franciscus van Bodegraven geb. 23 Nov 1903 overl. 28 Sept 1992
Huwelijk: 11 Juli 1966 onbekend