Feitse Boerwinkel
Geslacht: | Man | |
Vader: | Feitse Boerwinkel | |
Moeder: | Catharina Johanna van Ommen | |
Geboren: | 12 MEI 1906 | Amersfoort |
Overleden: | 6 MEI 1987 | Driebergen |
Beroep: | cultuurfilosoof | |
Aantekeningen: | Feitse Boerwinkel groeide op in een gereformeerd en welgesteld gezin in Amersfoort. Zijn moeder was de enige dochter van een rijke slager. Zij kwam in het bezit van een forse erfenis. Hierdoor hoefden zij en haar man niet fulltime te werken. In zijn geboorteplaats bezocht de jonge Boerwinkel de christelijke lagere school en het Stedelijk Gymnasium. Na het eindexamen gymnasium-? studeerde Boerwinkel vanaf 1924 met intervallen Nederlands aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. Hij bleef woonachtig in Amersfoort, maar was veelvuldig bij zijn studievrienden te vinden. Zijn lidmaatschap van de Nederlandsche Christen-Studenten Vereeniging stimuleerde zijn politieke, sociale en culturele belangstelling. Ook in religieus opzicht ontwikkelde hij zich. Met zijn vooruitstrevende maatschappelijke en theologische opvattingen vond Boerwinkel aansluiting bij de Gereformeerde Kerken in Nederland in Hersteld Verband, een klein genootschap dat zich in 1926 had afgescheiden van de Gereformeerde Kerken in Nederland en zich in 1946 zou aansluiten bij de Nederlandse Hervormde Kerk. Tussen 1928 tot 1932 vervulde Boerwinkel zijn militaire dienstplicht in Kampen. Hij deed dit met een jaar onderbreking, van november 1928 tot december 1929, wegens het weigeren van oefeningen. Boerwinkel was in deze periode werkzaam op het Centraal Bureau voor Statistiek in Den Haag, waar hij in contact kwam met aanhangers van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij. Hij kreeg sympathie voor het socialisme en werd in 1929 partijlid. Op 22 april 1932 studeerde Boerwinkel af op een doctoraalscriptie over de Vlaamse literator Karel Van de Woestijne. Vervolgens was hij korte tijd werkzaam als jeugdleider bij het Zuider Volkshuis, het sociaal-culturele centrum in het Rotterdamse tuindorp 'Vreewijk'. Zijn socialistische oriëntatie speelde hierbij een rol. Hij hield zich hier bezig met experimenteel jeugdwerk, in het bijzonder de hulp aan jongeren die geen goede opleiding hadden of werkloos waren. In 1933 stapte Boerwinkel over naar het middelbaar onderwijs. Eerst was hij gedurende één jaar docent Nederlands aan het Baarnsch Lyceum. Diezelfde functie vervulde hij vanaf 1934 in zijn geboorteplaats Amersfoort, toen daar het Stichtsch Montessori Lyceum van start ging. Van 1936 tot 1945 was hij rector van deze school. In 1938 trouwde Boerwinkel met Hens van Es - lid van de Katholiek Apostolische Gemeente (in Nederland) - , die voor haar MO-akte Duits studeerde en vervolgens enige tijd werkzaam was als correspondente voor diverse dagbladen. Het was een harmonieus huwelijk, omdat beide echtgenoten elkaar karakterologisch en met betrekking tot de levensbeschouwelijke achtergrond uitstekend aanvoelden. Het echtpaar vestigde zich in Amersfoort en zou tussen 1939 en 1950 vijf kinderen krijgen. Naast zijn baan in het onderwijs werkte Boerwinkel aan zijn dissertatie. Op 28 mei 1943 promoveerde hij in Utrecht bij professor C.G.N. de Vooys op De levensbeschouwing van Marcellus Emants. Een bijdrage tot de kennis van de autonome burger der negentiende eeuw. Hij deed dit nog juist voordat de loyaliteitsverklaring werd gevraagd. Tijdens de bezetting bood het gezin Boerwinkel onderdak aan joodse onderduikers. Zijn leraarsbaan bevredigde Boerwinkel slechts ten dele. Hij wilde zich nog sterker dienstbaar maken aan de samenleving. Onder de indruk van het gewelddadige handelen van de nazi's en de lotgevallen van de joden, raakte Boerwinkel na de bevrijding betrokken bij het instituut 'Kerk en Wereld' in Driebergen. Binnen deze organisatie werden studenten opgeleid voor welzijnswerk in dienst van de Nederlandse Hervormde Kerk. Deze werkers in kerkelijke arbeid ('wika's') verrichtten pastorale en soms diaconale taken waar predikanten niet aan toe kwamen of niet voor waren toegerust. Met zijn gezin verhuisde Boerwinkel in 1945 naar Driebergen, waar hij tot 1965 deel uitmaakte van de directie van 'Kerk en Wereld' en tot 1964 rector was van het bij het instituut horende internaat in Driebergen. Van 1953 tot 1971 was hij tevens directeur van de School voor Maatschappelijk Werk - later de Academie 'De Horst' - die aan 'Kerk en Wereld' was verbonden. Hij doceerde hier hedendaagse politiek, geestelijke stromingen en moderne poëzie. Bovendien was Boerwinkel de drijvende kracht achter het leerplan, initieerde hij verschillende creatieve activiteiten, schreef hij toneelstukken en organiseerde hij vele liturgische vieringen, waarin ook vrouwen voorgingen. Boerwinkel toonde steeds een grote maatschappelijk betrokkenheid en bracht studenten van 'De Horst' in contact met de vredesbeweging. Vanaf de jaren vijftig ontpopte Boerwinkel zich als een fel, christelijk geïnspireerd atoompacifist. In 1956 was hij betrokken bij de oprichting van het Comité Stopzetting Atoomproeven, waarvan hij van 1956 tot 1961 voorzitter was. In de jaren vijftig publiceerde Boerwinkel artikelen in verscheidene tijdschriften, zoals Hervormd Nederland en Wending. Hierin uitte hij zijn belangstelling voor het denken in termen van tijdperken en overgangsperioden, met de daarbij behorende kenmerken en mogelijkheden. Dit waren thema's in Kerk en secte (1953) en Kerk en cultuur in deze tijd (1958). In deze publicaties bepleitte Boerwinkel tevens een dialoog gericht op daadwerkelijke toenadering van mensen met een verschillende godsdienstige of ideologische achtergrond. Halverwege de jaren zestig werd er steeds vaker openlijk kritiek geuit op de nevenfuncties die Boerwinkel in zijn persoon verenigde. Vanaf 1964 tot aan zijn pensionering in 1971 vervulde hij daarom alleen nog het directeurschap van 'De Horst'. Zodoende had hij meer tijd zich aan zijn schrijverschap te wijden. De belangrijkste publicatie uit deze jaren werd zijn Inclusief denken. Een andere tijd vraagt een ander denken (1966). In dit boek probeerde Boerwinkel vanuit de christelijke traditie antwoorden te geven op actuele, ethische vragen. Hij werkte de centrale gedachte van het inclusief denken uit als 'een denken dat er principieel van uit gaat dat mijn heil (geluk, leven, welvaart) niet verkregen kan worden ten koste van of zonder de ander, maar dat het alleen verkregen kan worden als ik tegelijk het heil van de ander beoog en bevorder' (p. 27). Om de dominantie van zijn op het ego gerichte rationaliteit te weerstaan moest de mens solidair leren zijn met de ander. De levensfilosofie van het inclusief denken omvatte meer dan tolerantie of conformisme. Het ging om een in de praktijk gebrachte visie op het leven: de ander moest geholpen worden zonder aan het eigenbelang te denken. Op macroniveau diende inclusief denken volgens Boerwinkel vorm te krijgen in de relatie tussen staten, zodat de tegenstelling tussen Oost en West door 'een derde weg' beslecht zou worden. Ook op microniveau moest het in de praktijk worden gebracht. Zo organiseerde Boerwinkel ontmoetingen tussen protestantse jongeren uit Nederland en West-Duitsland en had hij contact met spirituele gemeenschappen in het buitenland, zoals Taizé en Granchamp. Hij was voorstander van een open, christelijke school die de dialoog tussen christenen en andere gelovigen voorstond. De school vulde zo het inclusieve denken op concrete wijze in. Inclusief denken was een uiterst populair boek, dat vele herdrukken zou beleven. Het kreeg grote betekenis voor geestverwanten die actief waren in politieke, kerkelijke en onderwijskundige organisaties. Vooral de protestants-christelijke onderwijsorganisatie de Unie 'School en Evangelie' omarmde het gedachtegoed van de hervormde cultuurfilosoof en droeg het via organen en conferenties uit. Ook met zijn voorstellen tot een actieve oecumene liep Boerwinkel voorop. In Einde of nieuw begin? (1974) pleitte hij - geheel in de geest van zijn Inclusief denken - voor ontmoetingen tussen katholieken, evangelische en vrijzinnige protestanten, maar ook tussen christenen en aanhangers van andere wereldgodsdiensten. De drijfveer achter deze drang tot gemeenschappelijkheid was de liefde van God, die mensen oproept het lot van onderdrukten te verlichten. God was een God van de bevrijding (p. 158). Hij kon zorgen voor een nieuw begin van de mensheid. In Meer dan het gewone. Over Jezus en zijn bergrede (1977) beklemtoonde Boerwinkel dat dit 'nieuwe begin' niet zonder het verhaal van Christus en een fikse dosis zelfrelativering kan: 'Tot de gehele wereld mag gezegd worden [?] dat het afzien van onszelf en het gehoorzaam zijn aan de woorden van Jezus inderdaad het fundament is waarop ons huis overeind zal blijven, zelfs als de watervloeden komen en de stormwinden zich op ons huis zullen storten' (p. 117). De actieradius van Boekwinkel werd na 1977 steeds kleiner. Hij concentreerde zich op het 'Leerhuis' in Driebergen, waar veel aan bijbelstudie werd gedaan. Begin 1987 kreeg hij een beroerte, waarna zijn gezondheidstoestand snel achteruitging. Hij overleed een week voor zijn 81ste verjaardag. Juist door de praktische toepassing van zijn denken was de invloed van Feitse Boerwinkel in modern-protestantse kringen intens en duurzaam. A: Privé-archief van Feitse Boerwinkel bij Hogeschool 'De Horst' te Amersfoort en in familiebezit. Brieven van F. Boerwinkel aan W.J.M.A. Asselbergs, P.H. Dubois en P.H. Ritter jr. in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage. P: Behalve de in de tekst genoemde publicaties en artikelen in Hervormd Nederland, Woord en Dienst, School en Huis, De Groene Amsterdammer en Wending: Klassenstrijd, ja - of neen? (Nijkerk 1938); Cronyk van Sint Aagten Convent. Een oude kloosterkroniek uit de 15 - 17e eeuw (Amersfoort 1939); Willem van Oranje (Amsterdam 1941); De inhoud van ons apostolaat (Driebergen 1953). L: Jan de Bas Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6 Laatst gewijzigd op 12-11-2013 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Hendrika van Es | geb. 22 MEI 1911 |
Huwelijk: | 21 Apr 1938 | Amersfoort |