Arnold Josephus Meijer
Geslacht: | Man | |
Vader: | David Johannes Stephanus Meijer | |
Moeder: | Anna Catharina Commandeur | |
Geboren: | 5 MEI 1905 | Haarlemmermeer |
Overleden: | 17 Juni 1965 | Oisterwijk |
Religie: | Rooms Katholiek | |
Beroep: | voorzitter van Zwart Front / Nationaal Front | |
Aantekeningen: | Geboren op 5 mei 1905 te Haarlemmermeer als zoon van de herenboer David Meijer en Anna C. Commandeur. Hij groeide op in een welgesteld en groot katholiek gezin. De Meijers waren van Duitse afkomst, maar al sinds 1800 in Nederland gevestigd, oorspronkelijk als jeneverstokers in Schiedam. Arnolds vader had enkele jaren zitting namens de RKSP in de gemeenteraad. Arnold Meijer volgde de lagere school op een internaat in Oudenbosch en het gymnasium (vier jaar) aan het Kruisherencollege te Uden. Daarna zat hij twee jaar op het kleinseminarie Hageveld te Heemstede. In 1926 begon hij met een priesteropleiding te Warmond. Vanwege contacten met de fascistische priester Wouter Lutkie werd Meijers wijding tot subdiaken in september 1930 uitgesteld. Hij werd niet meer toegelaten tot de priesteropleiding. Zijn eerste boek kwam uit bij Oisterwijkse uitgeverij Het Sinjaal van Ton Kerssemakers: Wij vergaan. Hij sloot zich aan bij de rechtse Nationale Unie en daarna bij de Algemeene Nederlandsche Fascistenbond (ANFB). Hij werkte in 1933-1934 een half jaar op een boerderij van Nederlanders in Noord-Frankrijk. In maart 1934 werd hij onbezoldigd propagandist voor de ANFB in Noord-Brabant en Zeeland. Hij kwam op 3 mei 1934 vanuit Groesbeek naar Oisterwijk, waar hij zich vestigde in hotel Carlton aan de Gemullehoekenweg. Op zijn verjaardag, 5 mei 1934, richtte hij Zwart Front op. De eerste landdag werd op hemelvaartsdag 30 mei 1935 gehouden op de wei van boer Adriaan van de Wiel (Weyenberg) aan de Gemullehoekenweg. Zwart Front kreeg in Oisterwijk enkele honderden leden, vooral onder middenstanders en werkloze en ongeorganiseerde arbeiders was de aanhang groot. Het hoofdkwartier van Zwart Front kwam aan de Gemullehoekenweg (pand waarin later restaurant De Gulle Ark zat). Deze katholiek-fascistische en antisemitische beweging behaalde bij de kamerverkiezingen van 1937 landelijk slechts 0.2%, echter in Oisterwijk 21.4%. Op 20 april 1940 werd de beweging omgezet in Nationaal Front. Tijdens de bezetting leek het er even op dat Meijers beweging een alternatief voor de NSB kon vormen. Maar op 13 december 1941 werd Nationaal Front door de bezetter verboden, ondanks Meijers oproep voor een vrijwilligerslegioen dat met de Duitsers ten strijde moest trekken tegen het communisme (de Russen). Met een lening van de Tilburgse kinderwagenfabrikant Mutsaerts was Meijer in staat in Oisterwijk een champignonkwekerij op te zetten geheten 'Nooit Gedacht' aan de Oirschotsedijk. Na de bevrijding werd hij door het plaatselijke verzet op 28 oktober 1944 gearresteerd en vastgezet in concentratiekamp Vught. Op 5 mei 1945 slaagde hij erin te ontkomen met hulp vanuit de Binnenlandse Strijdkrachten. Hij publiceerde enkele boeken en gaf zich uiteindelijk zelf aan. In hoger beroep werd hij op 25 juni 1947 veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf. Na zijn vrijlating vestigde hij zich weer als champignonkweker. In 1956 begon hij een restaurant met bungalowpark De Rosep dat hij voor een groot bedrag in 1965 verkocht aan een horeca-exploitant. Meijer was bestuurslid van de Oisterwijkse VVV. In 1959 bezocht hij in Italiƫ het graf van de door hem bewonderde Mussolini. Vanaf 1961 bracht hij grote delen van de winters door op het Spaanse eiland Mallorca of in Portugal en kwam (weer) onder de indruk van de fascistische regimes aldaar. In Nederland had hij steeds meer afkeer van de progressieve tendensen in de katholieke kerk. Hij zocht weer contacten met rechts-radicale geestverwanten, vooral in Vlaanderen. Meijer was al enige tijd ziekelijk toen hij op 17 juni 1965 in Oisterwijk overleed. Zijn aanhangers begeleidden hem massaal naar zijn laatste rustplaats op het Joanneskerkhof. Literatuur: Hans Schippers, Zwart en Nationaal Front (Amsterdam 1986); G.R. Zondergeld, Een kleine troep vervuld van haat (Houten 1986). |