Thomas Antonie Struik
Geslacht: | Man | |
Vader: | Hendrik Jan Struik | |
Moeder: | Aartje Schilperoort | |
Geboren: | 8 Apr 1897 | Rotterdam |
Overleden: | 3 MEI 1945 | Cap Arcona |
Beroep: | ingenieur Autonome Industriële Kolonie Koezbas (Siberië) | |
Aantekeningen: | Struik groeide op in een liberaal milieu. Zijn moeder overleed toen hij dertien jaar oud was, waarna zijn vader niet hertrouwde. Deze betrok Struik en zijn oudere broer Dirk al jong bij de verkiezingscampagne, waardoor deze ook zicht kregen op wat de Rotterdamse sociaal-democraten voorstonden. De broers sloten zich aan bij de jeugd-organisatie De Zaaier. Omstreeks 1917 werd Struik lid van de Sociaal-Democratische Partij, die in 1918 Communistische Partij in Nederland (CPN) ging heten. Tijdens zijn studententijd in Delft was hij tevens actief binnen de Bond van Revolutionair-Socialistische Studenten in Nederland. In 1919 behaalde Struik de graad van civiel-ingenieur en trad in dienst van het Centraal Normalisatiebureau in Rotterdam onder leiding van dr. ir. J. Goudriaan. Toen hij hier genoeg van had en ir. S.J. Rutgers werkkrachten zocht om in Siberië een industrieel complex tot ontwikkeling te brengen, voelde Struik hier wel voor. Van 1922 tot 1926 was hij werkzaam in de Autonome Industriële Kolonie Koezbas bij Kemerovo in Siberië. Hier bleek, dat hij niet alleen een bekwaam ingenieur was, maar ook kwaliteiten bezat op het gebied van het politieke scholingswerk. Hij gold binnen de kolonie als een bemiddelende figuur, die met alle nationaliteiten en gezindten goed kon samenwerken. In brieven uit deze periode toonde Struik zich een kritisch partij lid ten aanzien van de toen actuele 'bolsjewisering' van westerse communistische partijen. Maar overtuigd als hij was van het belang van partijdiscipline heeft hij noch in deze jaren, noch later openlijk van kritiek blijk gegeven. Toen de kolonie in 1927 in Sovjet-handen overging, verkoos Struik in de Sovjet-Unie te blijven. Hij werd aangesteld bij de bouw van de Turkestan Siberische (Turk-Sib) spoorlijn. Maar in november 1929 schreef hij aan Dirk Schermerhorn: 'eerst wil ik zien, of er geen mogelijkheid is voor bv een jaartje uit de techniek te breken om iets nuttigs te doen voor de beweging. Je weet, dat het een knagende wurm aan mijn hart is, dat ik zoo volmaakt nutteloos ben geworden voor het westen. Bovendien lijd ik aan heftige roebelovervloed, door mijn leven in de wildernis, zoodat ik graag pot zou willen inteeren en tegelijk bovengenoemde wurm dooden.' Kort hierna keerde Struik naar Nederland terug om zich geheel aan de CPN te wijden. Bij de reorganisatie en het in Komintern-gareel brengen van de CPN in 1930 vervulde hij een centrale rol. Van 1931 tot 1933 was hij hoofdredacteur van De Tribune, in welke periode de krant volgens Moskouse richtlijnen gereorganiseerd werd. Struik had een belangrijk aandeel in de Organisatie van de zogenoemde Tribune-conferenties en was verantwoordelijk voor een betere opzet van het Arcor-systeem - het naar voorbeeld van de Pravda werken met arbeiderscorrespondenten. Door de kritische opstelling ten opzichte van christendom en overheidsapparaat werd De Tribune in deze jaren herhaaldelijk door de rechterlijke macht vervolgd. Struik zelf werd eind 1932 wegens belediging van een politiefunctionaris veroordeeld tot f 100,- boete. In 1938 werd hij chef-redacteur van Het Volksdagblad, de voortzetting van De Tribune. Hij was betrokken bij de oprichting van uitgeverij Pegasus, het uitbrengen van het maandblad Politiek en Cultuur en werkte mee aan de Nederlandse vertaling van de verzamelde werken van V.I. Lenin. Zowel Struiks journalistieke werk als zijn scholingsartikelen, -brochures en -lezingen worden gekenmerkt door een heldere betoogtrant en een bewust eenvoudig taalgebruik. Struik publiceerde onder meer over de ontwikkelingen binnen de Sovjet-Unie, het koloniale vraagstuk en de strijd tegen het trotskisme en het fascisme. Hij was vanaf 1930 lid van het partijbestuur en het Politiek Bureau en werd wel als 'raadgevend politicus' aangeduid. Hoewel hij geen deel uitmaakte van het partijsecretariaat, had hij achter de schermen grote invloed binnen de partij, die in 1936 mede door Struiks toedoen officieel weer CPN ging heten in plaats van de in de jaren twintig gangbaar geworden benaming CPH (Communistische Partij Holland). Struik speelde een vooraanstaande rol in de contacten met de Komintern. In 1936 was hij aan de beurt om de CPN te vertegenwoordigen in Moskou, waar hij tot 1937 verbleef. Ingevolge de door de CPN na 1934-1936 gevoerde eenheids- en volksfrontpolitiek coördineerde Struik activiteiten van communisten binnen anti-fascistische samenwerkingsverbanden met politiek andersgezinden, zoals het comité Hulp aan Spanje. Ook was hij een belangrijk verbindingsman in het contact tussen de CPN en Indonesische nationalisten en communisten in Nederland, die onder meer verenigd waren binnen de Perhimpunan Indonesia (PI). Vanwege het ambtenarenverbod, waarbij de PI was genoemd, konden talrijke Indonesiërs niet openlijk lid van de CPN zijn. Struik was een bescheiden en nuchter mens met gevoel voor humor, een zeker puritanisme en een zucht naar ascese. Hij was een fervent wandelaar en natuurliefhebber. In mei 1940 probeerden Struik en anderen door onderhandelingen met de Duitsers tijd te winnen om de bezittingen van Het Volksdagblad in veiligheid te kunnen brengen. Toen het blad definitief door de bezetter verboden werd, zette Struik zijn werkzaamheden in de illegaliteit voort voor De Waarheid en het Solidariteitsfonds. Op 20 mei 1941 werd hij gearresteerd en belandde achtereenvolgens in de kampen Schoorl, Amersfoort en Hamburg-Neuengamme. Ook in gevangenschap bleef Struik de steun en toeverlaat voor partijgenoten en andersdenkenden, die hij altijd geweest was. In april 1945 werd het concentratiekamp Neuengamme ontruimd. De gevangenen werden in Lübeck aan boord van twee schepen gebracht. Struik bevond zich waarschijnlijk op de Cap Arcona, die op 3 mei 1945 door de Engelse luchtmacht werd gebombardeerd. In 1946 werd zijn naam verbonden aan het Anton Struik Scholingsfonds, dat tot omstreeks 1955 heeft gefunctioneerd. PUBLIKATIES: Behalve veel journalistieke stukken: Het vijfjarenplan als socialistisch offensief (Amsterdam 1931); Menschen en machines in de Sowjet Unie. Voordracht voor de VARA (Amsterdam 1933); Boeren uit de nood. Hoe de Russische boer de weg naar welvaart vond (Amsterdam 1936); Wie is Mussert en wat wil de NSB? Weg er mee! (Amsterdam 1936); 'Naamsverandering' in: Communisme, 1936, 309-313, herdrukt in: Cahiers over de geschiedenis van de CPN, nr. 2, februari 1979, 80-84; Loon en arbeid in Sowjet-Rusland (Amsterdam 1937); Onder valse vlag. Het trotskisme. De handlanger van het fascisme (Amsterdam 1937); Een Nederlander in Siberië. Brieven van Anton Struik (Nijmegen 1979). LITERATUUR: H. Gortzak, 'In memoriam Anton Struik. Een leven in dienst van de arbeidersklasse' in: Politiek en Cultuur, 1946, 99-101; De Waarheid marcheert (Amsterdam 1949); 'Herinnering aan Anton Struik blijvend vastgelegd' in: De Waarheid, 12.10.1953; L. van den Muijzenberg, Levensbeschrijving Anton Struik (Amsterdam z.j.); D. Struik, 'Mijn socialistiese jaren in Nederland. Herinneringen uit 1914-1924' in: Jaarboek arbeidersbeweging 1977, 191-246; J. Morriën, 'Anton Struik in het licht van z'n tijd. CPN-Nederlandse partij in strijd tegen fascisme' in: De Waarheid, 4.3.1978; W. Pelt, 'De communistische pers tussen twee wereldoorlogen' in: Cahiers over de geschiedenis van de CPN, nr. 5, 1980, 26-73; J.J. Flinterman, 'De CPN en de solidariteitsbeweging met de Spaanse republiek in Nederland (1936-1939)' in: Cahiers over de geschiedenis van de CPN, nr. 10, 1985, 9-54; A.M.F. Dessing, Het Nederlandse aandeel in de Koezbas-kolonie, 1921-1927 (doctoraalscriptie Amsterdam 1987); H. Olink, De vermoorde droom. Drie Nederlandse idealisten in Sovjet-Rusland (Amsterdam 1993); J.W. Stutje, De man die de weg wees. Leven en werk van Paul de Groot 1899-1986 (Amsterdam 2000); G. Voerman, De meridiaan van Moskou. De CPN en de Communistische Internationale (1919-1930) (Amsterdam 2001). PORTRET: T.A. Struik, uit: Een Nederlander in Siberië (Nijmegen 1979) Auteur: Agnes M.F. Dessing Oorspronkelijk gepubliceerd in: BWSA 4 (1990), p. 200-202 Laatst gewijzigd: 12-08-2002 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Geertruida Johanna van Boxel | geb. 9 Aug 1907 overl. 14 OKT 1991 |
Huwelijk: | 28 Juni 1939 | Amsterdam |