Reinder Jakobus de Stoppelaar
Geslacht: | Man | |
Vader: | Jacobus Andreas Lodewijk de Stoppelaar | |
Moeder: | Martzen Reinders Taeckema | |
Geboren: | 22 Aug 1873 | Ureterp, Opsterland |
Overleden: | 15 Apr 1948 | Enschede |
Religie: | Doopsgezind | |
Beroep: | predikant | |
Aantekeningen: | &STOPPELAAR, REINDER JACOBUS TAEKEMA DE, * Ureterp 22 aug. 1873, t Enschede 15 apr. 1948. Zn. van Jacobus Andreas Lodewijk de Stoppelaar, landbouwkundige (1847-1909), en Martzen Reinders Taekema (1846-1911). Stud. theol. Leiden en Amsterdam. Doopsgez. pred. Oost- en West-Graftdijk 1901, Warga 1911-1938 (emer.). Hij was gehuwd met Marie Jacoba de Lang. Als pred. viel De S. niet op, maar toen de redacteur van Het Vaderland, dr. L. A. Rademaker, hem in 1914 in de gelegenheid stelde natuurschetsen te publiceren, kreeg zijn naam grote bekendheid. Uit deze schetsen en die, welke in de Haagsche Post, De Wandelaar en Onze Aarde verschenen, groeide een twintigtal boeken, die in de jaren tussen de beide wereldoorlogen grote waardering vonden bij natuurliefhebbers. Sommige van deze publikaties werden geschreven in samenwerking met J. B. Strijbos, A. B. Wigman, J. I. van Schaick e.a. Hermann Löns maakte De S. mee in Nederland bekend. Hij maakte deel uit van de redactie van een seriewerk Wat leeft en groeit, dat vlak voor 1940 begonnen is, maar een torso is gebleven. Het werk van De S. getuigt van scherpe waarneming, van zijn liefde voor de natuur als Gods schepping en van zijn blijmoedig modernisme. Zijn voorliefde ging uit naar het Friese waterland, dat hij met zijn motorboot jarenlang haast dagelijks doorkruiste. Het werk in de miniatuurgemeente Warga gaf hem daartoe ruimschoots gelegenheid. Zo was hij in het grote, geheimzinnige rijk van weide en water verdiept, dat hij in*t gezelschap van mensen wel eens afwezig aandeed. Geschr.: Waar de greiden groenen en de wateren klotsen. Den Haag (1921). Glinsteringen van het jaar. 's-Grav. (1921). Wind en water, klank en kleur. 's-Grav. (1923): 2e dr. 1927. Door zon en wind. Den Haag 1924: 2e dr. 1928. Vreugden van het zwerven. Den Haag 1926. - Zon op de golven. Laren (1926); 2e dr. 1935. [Met anderen] De roep der velden. Laren 1927. [Met anderen] De tooi der getijden. Laren 1928. Uit ons waterland. Schetsen van dieren en hun omgeving, bew. door C. S. Jolmers en F. H. N. Bloemink. 2 dln., Gouda 1928. - Glanzende dagen. Laren 1928. Sprake en sproke van het jaar. Laren (1929). Blinkende verten. Amst. (1930). [Met anderen] De luister van hei land. Laren 1930. Als het voorjaar komt. Amst. (1932). Op Friesland's wijde wateren. Leeuw., Amst. (1932): 2e dr. 1953. [Met anderen] Koning Winter. Verhalen. Hillcgom 1932. Wuivende wieken. Amst. 1933. Met J. P, Strijbos, Satuurkalender. 1934 en vlg. Met J. P. Strijbos en A. B. Wigman. Een jaar natuurleven. 4 dln.. Amst. 1934-1935. Waar de natuur wenkt. Amst. (1938). Kleine knagers. Amst. 1938. De groentetuin. Amst. 1938. Peter uil logeren. Een dierenboek voor kinderen. Utr. 1945. Peter van het Hoogehuis. Een dierenboek voor kinderen. Utr. 1941. De S. bewerkte met R. Miedema. W. G. Boon en P. van der Lijn een Handleiding bij de religieuze ontwikkeling van hei jonge kind. Hillegom 1931 vlg. Lit.: Leeuwarder Courant. 24 nov. 1925.16 apr. 1948 (met foto). Nieuwsblad van Friesland. 5 febr. 1929. 26 jan. 1931 (met foto's). SedP. XXVIII. - ME. J J. KALMA Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme, Deel 1, 1978 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Maria Jacoba de Lang | geb. 1874 |
Huwelijk: | 10 OKT 1901 | Haarlem |