Cornelia Catharina de Lange
Geslacht: | Vrouw | |
Vader: | Adrianus Petrus de Lange | |
Moeder: | Catharina Jacoba Luchtmans | |
Geboren: | 24 Juni 1871 | Alkmaar |
Overleden: | 28 Jan 1950 | Amsterdam |
Beroep: | hoogleraar kindergeneeskunde | |
Aantekeningen: | Cornelia de Lange, geboren in een vooraanstaande Alkmaarse familie - haar vader was advocaat in Alkmaar, een oom burgemeester -, doorliep na de lagere school de RHBS in dezelfde stad. Vader De Lange wilde haar een degelijke damesopvoeding geven en stuurde haar, in de hoop dat zij gedurende een buitenlands verblijf haar voorgenomen stu-dieplannen zou laten varen, voor een jaar naar Zürich. Het gewenste resultaat bleef uit. Cornelia bleef bij haar voornemen arts te worden. Wel volgde zij nog gelaten een semester chemie, dat voor een vrouw minder verfoeilijk werd geacht dan de medicijnenstudie, maar in 1892 kon zij metterdaad aan de slag. Binnen driejaar tijds behaalde zij het staatsexamen, het natuurkundig en het kandidaatsexamen. In 1897 studeerde zij af. Cornelia de Lange werd hiermee, twintig jaar na Aletta Jacobs, de vijfde in de zeer langzaam toenemende reeks van vrouwelijke artsen. In hetzelfde jaar promoveerde ze bij de gynaecoloog H. Treub op een proefschrift getiteld Vergelijkende aschanalyses. Het onderwerp hield verband met hét probleem waar de eerste kindergeneeskundigen zich mee bezighielden, de kunstmatige voeding van zuigelingen en de bestrijding van de vaak zo fatale voedingsstoornissen. Na deze promotie vestigde Cornelia de Lange zich als huisarts te Amsterdam, en dat betekende in die tijd voor een vrouw: arts voor vrouwen en kinderen. Het moge zijn dat Cornelia de Lange haar wensen heeft aangepast aan de mogelijkheden, een feit is dat ze zich heeft willen specialiseren tot kinderarts. Ze vertrok voor een tweede keer naar Zürich, naar het destijds beroemde Kinderspital. Overigens bleek zij daar, als vrouw, helemaal niet zo welkom en was het in feite in de Zürichse 'Pflegerinnenschule' dat ze haar ervaring opdeed. Die was er niet minder om. Aan deze school was een van de eerste zuigelingenafdelingen verbonden, waar voor die tijd opmerkelijke resultaten werden geboekt. Terug in Nederland bepaalde zij zich dan ook verder tot de behandeling van kinderen, met een bijzondere belangstelling voor zuigelingen. In 1907 kreeg ze een aanstelling aan het Emmakinderziekenhuis in Amsterdam, waar zij de leiding kreeg over de mede op haar initiatief ingerichte zuigelingenzaal. In 1927 aanvaardde zij na enige aarzeling met haar oratie Het werk, dat ons wacht het professoraat in de kindergeneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam, een functie die ze elf jaar later vrijwillig neerlegde. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kreeg ze nog enkele jaren de leiding over het Emmakinderziekenhuis. Daarna werden de werkzaamheden ten behoeve van de kinderkliniek beperkt, maar haar bureau bleef staan. Drie maanden voor haar dood, op 78-jarige leeftijd, verscheen de laatste publikatie van haar hand. Toen Cornelia de Lange afstudeerde, stond de pediatrie nog in de kinderschoenen. De Nederlandsche Vereeniging voor Kindergeneeskunde dateert uit 1892. De eerste tien jaar van haar loopbaan werden gekenmerkt door een maatschappelijk engagement, waarvan de inzet was: het terugdringen van de kindersterfte. Ze schreef in die tijd enkele voor een breder publiek bestemde boeken en brochures over de verzorging van kinderen. Als secretaresse van de Nederlandsche Bond ter Bescherming van Zuigelingen ijverde ze voor de totstandkoming van consultatiebureaus, die vanaf ongeveer 1910 van de grond kwamen. Inmiddels was ze werkzaam in het Emmakinderziekenhuis en begon ze zich meer toe te leggen op wetenschappelijk werk, dat van zeer uiteenlopende aard was. Zo publiceerde zij over voedingsstoornissen, afwijkingen in het bloed, kindertuberculose en talrijke waarnemingen van bijzondere aard. Later concentreerde haar onderzoek zich steeds meer op de pathologie van het centrale zenuwstelsel bij jonge kinderen en pasgeborenen. Behalve deze vakinhoudelijke werkzaamheden, ontplooide Cornelia de Lange ook andere activiteiten in dienst van het medische beroep. Zij was enkele jaren redactielid van het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde (Ned. T. Geneesk.) en bestuurslid van de Nederlandsche Vereeniging voor Kindergeneeskunde. Cornelia de Lange was in de eerste plaats clinica. Zij legde steeds de nadruk op nauwkeurige klinische waarneming en stelde veel vertrouwen in de 'vis medicatrix naturae', zoals de titel van een van haar artikelen luidde. Bestond er enige twijfel omtrent de te volgen therapie, dan luidde steevast haar advies: 'Afwachten maar', of: 'Zie, het gaat al een stuk beter, het kind heeft vandaag weer wat gespeeld!' Daarbij had ze oog voor de psychosociale omgeving van het zieke kind in een tijd dat veel medische beroepsgenoten nog in de ban waren van een actieve, strikt 'rationele', op de 'zuivere natuurwetenschap' gebaseerde aanpak van de geneeskunde. Anekdotisch zijn opmerkingen - met een zekere minachting voor 'ijdele moeders' - dat zij eerst de rokken of de hoed van de moeder moest hebben gezien, wilde zij een juiste anamnese kunnen vaststellen. Cornelia de Lange heeft in zekere zin school gemaakt. Na de beëindiging van haar hoogleraarschap leidde zij tot vlak voor haar dood het zg. 'Zaterdagmiddagclubje', waar met collega's en oud-leerlingen ervaring werd uitgewisseld en de 'klinische blik' geoefend, afgewisseld door luchtiger, meer literair geïnspireerde conversatie. Anders dan haar voorgangsters Aletta Jacobs en Catharine van Tussenbroek, heeft Cornelia de Lange nooit in woord en geschrift een lans gebroken voor vrouwenarbeid in het algemeen of die van vrouwelijke artsen in het bijzonder. Misschien vertrouwde zij, ook wat de 'vrouwenkwestie' betreft, wel op de 'vis medicatrix naturae'. Het is mogelijk dat zij mede door deze houding wél de officiële erkenning in de kring der beroepsgenoten kreeg die andere vrouwelijke artsen van vergelijkbaar kaliber ontging. Ze werd vereerd met een aantal erelidmaatschappen; ter gelegenheid van haar 50-jarig jubileum verscheen een feestnummer van het Ned. T. Geneesk. Toch plaatste haar keuze voor een ongehuwd werkzaam leven haar midden in de vrouwenbeweging in die tijd. Vrouwen die een dergelijke 'opstandigheid' aan de dag legden, ondersteunden elkaar en zochten elkaar op. Uit het feit dat ze een lezing hield op de Nationale Tentoonstelling voor Vrouwenarbeid in 1898, blijkt dat ze deze feministische manifestatie van nabij heeft meegemaakt. In die zelfde tijd gaf Cornelia de Lange cursussen aan de opleiding voor kinderjuffrouw, georganiseerd door de vrouwenvereniging 'Tesselschade', o.l.v. Jeltje de Bosch Kemper. Met haar was Cornelia de Lange al eerder in contact gekomen. De 'freule' had de door Cornelia de Lange en Jacoba van Maarsseveen opgerichte eerste vrouwelijke studentenvereniging, Dicendo Discente Docemus, onderdak verleend door eens in de maand haar huis ter beschikking te stellen. Het was hetzelfde huis waar Cornelia de Lange later zelf zou wonen, samen met Johanna ter Meulen, de eerste Amsterdamse woningopzichteres. Tot haar vriendinnenkring behoorden onder anderen de Amsterdamse Joffers. Niet toevallig schilderde Lizzy Ansingh postuum, op verzoek van de Amsterdamse Vrouwelijke Studenten Vereniging, waarvan Cornelia de Lange erelid was, haar academisch portret. In dit licht moeten we haar betekenis zien voor de vrouwelijke artsen: Cornelia de Lange was er en hielp vrouwen metterdaad, waar zij kon. Voor vrouwelijke studenten had zij bijzondere belangstelling, en niet voor niets bestond het 'Zaterdagmiddagclubje' voor het merendeel uit vrouwen. Sommigen hebben, zonder dit te weten, op haar kosten gestudeerd. Het is mede dank zij haar aanwezigheid dat kindergeneeskunde van alle specialismen relatief de meeste vrouwen telt. We zouden haar houding met betrekking tot haar vrouwelijke beroepsgenoten dan ook kunnen omschrijven als 'impliciet feministisch', of, met de woorden van een vrouwelijke collega: 'Zij was een baanbreekster zonder te breken.' P: Titels van wetenschappelijke geschriften van prof. dr. Cornelia C. de Lange. Samengest. Door J.C. Schippers en A. Middelhoven [Amsterdam: s.n., 1946]. Aanwezig in bibliotheek Emma-kinderziekenhuis te Amsterdam. Verder Onze oogst. On-uitg. lezing gehouden voor de Nederlandse vereniging van vrouwen met academische opleiding [Amsterdam, 1948]. Aanwezig in het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging, en postuum uitgegeven 'Johanna Elisabeth ter Meulen', in Jaarboek van het genootschap Amstelodamum 57 (1965) 145-166. L: A. Middelhoven, 'Un petit "lutteur", syndrome de de Lange', in Annales Paediatrici 166 (1946) 283-288; [A. van Westrienen], in Maandschrift voor kindergeneeskunde 17 (1949/1950) 333-336; G.J. Huët, in Ned. T. Geneesk. 94 (1950) I, 362-364; A. Middelhoven, in Acta Paediatrica 39 (1950) 177-178; M. van Hall, 'Over de tijd van Lizzy Ansingh en Cornelia de Lange', in Ons Amsterdam 9 (1957) 308-312; E. Pereira-d'Oliveira, Vrouwen feministen die van genezen wisten (Amsterdam, 1973). Mw. M. Bosch Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985) Laatst gewijzigd op 01-02-2007 |