Pieter Hoogland
Geslacht: | Man | |
Vader: | Jouke Hoogland | |
Moeder: | Janna Ferwerda | |
Geboren: | 3 Aug 1877 | Tietjerk, Tietjerksteradeel |
Overleden: | 9 OKT 1958 | Amsterdam |
Beroep: | onderwijzer | |
Aantekeningen: | Hoogland kwam voort uit een onderwijzersgezin in Friesland en zou zijn leven lang ten nauwste met het onderwijs verbonden blijven. Na zijn opleiding aan de Rijkskweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen te Deventer (1892-1896) volgde in 1896 zijn aanstelling te Lemmer. In 1898 werd hij in Amsterdam benoemd en nog in datzelfde jaar sloot hij zich met een aantal vrienden-onderwijzers aan bij de SDAP. Begin twintigste eeuw was hij een strijdvaardige figuur in de Bond van Nederlandsche Onderwijzers (BNO) en al evenzeer in de SDAP. In de BNO was hij van 1903 tot 1912 bestuurslid en vervolgens ook secretaris van de afdeling Amsterdam. Na de verwerping in 1917 van een voorstel tot aansluiting van de Bond bij het NVV trad hij, met E.J. van Det, af als bestuurder. Van mei 1908 tot februari 1911 was Hoogland redacteur van het afdelings-weekorgaan De Volksschool. Deze functie legde hij neer na een conflict met de gemeente Amsterdam over de zogenoemde 'muilkorfcirculaire', die de vrije meningsuiting van onderwijzers in Amsterdam belemmerde. In 1908 werd hij bovendien redactielid van De Volksonderwijzer, het orgaan van de in 1909 opgeheven Sociaal-Democratische Onderwijzers Vereeniging (SDOV). In de SDAP gaf Hoogland sinds de eeuwwisseling incidenteel leiding bij diverse acties en was hij van 1918 tot 1925 secretaris van de Federatie Amsterdam. In deze functie schreef hij eigenhandig bijna tweeduizend brieven en verzorgde hij honderden circulaires, drukwerken en verslagen. Hij was de spil van de Federatie. Een hoogtepunt vormde de organisatie van de verkiezingscampagne voor de Kamerverkiezingen in 1922. De Federatie Amsterdam introduceerde naar Amerikaans voorbeeld vijf-minuten-speeches met muziek op pleinen en in parken, met steeds weer andere landelijk bekende sprekers. Hoogland regelde alles tot in de kleinste details. Bij deze actie kwam hij veelvuldig in contact met P.J. Troelstra. Hij is er altijd trots op geweest dat deze hem als aandenken aan hun gemeenschappelijke arbeid zijn gedichtenbundel Rispinge, waarvan in 1920 de tweede druk verscheen, cadeau deed met de opdracht 'De frucht fen hjoed is it sie fen moarn' (De vrucht van vandaag is het zaad van morgen). In november 1924 trok Hoogland zich terug als secretaris maar hij bleef nog drie jaar tweede voorzitter van de Federatie. Hij schreef toen een gedocumenteerd boekje over Vijf en twintig jaren sociaal-demokratie in de hoofdstad (Amsterdam 1928). Daarin zijn ook de resultaten opgenomen van de enquĂȘte die hij als secretaris in 1924 had georganiseerd naar de beroepssamenstelling van de leden van de SDAP in Amsterdam. Hoogland was gedurende meer dan 25 jaar secretaris van de commissie voor geschillen tussen de redactie van Het Volk en inzenders-partijgenoten. Ook maakte hij in 1927 deel uit van de kleine commissie, die voorstellen moest doen voor een regeling inzake het samengaan van de Centrale Commissie voor Arbeidersontwikkeling (opgericht in 1910) en het Instituut voor Arbeidersontwikkeling (opgericht in 1924). Van 1927 tot 1940 was Hoogland lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland, in welke functie hij voor de SDAP onderwijszaken behandelde. Voor de Vereeniging van Sociaal-Democratische Gemeenteraads- en Provinciale Statenleden schreef hij De Lageronderwijswet 1920 en haar toepassing (Amsterdam 1939), een eenvoudige en praktische toelichting. Tot op hoge leeftijd bleef hij lid van de commissie, die Provinciale Staten adviseerde over het buitengewoon onderwijs. In 1920 werd Hoogland benoemd tot schoolopziener en in 1928 tot gemeentelijk inspecteur bij het lager onderwijs te Amsterdam. Deze functie vervulde hij tot zijn pensionering in 1942. De vernieuwing - verfrissing noemde hij het zelf - van het onderwijs ging hem zeer ter harte. Hij schreef er een rapport over dat na de oorlog als grondslag voor de onderwijsver-nieuwing in Amsterdam diende. Vanwege zijn bijzondere verdiensten werd in 1957 een school voor buitengewoon onderwijs naar hem vernoemd. Als bestuurder van de Gemeentelijke Commissie Heemkennis heeft hij eveneens enkele publikaties op zijn naam staan. Hoogland was een rustige, gezag uitstralende man met een nauwgezette plichtsvervulling. Hij was een uitstekend organisator, die warme menselijkheid om zich spreidde. Zijn verdiensten voor de arbeidersbeweging liggen zowel bij de functies die hij op organisatorisch en vertegenwoordigend niveau voor de SDAP vervulde in Amsterdam en de Provinciale Staten als bij de vernieuwing van het onderwijs in de hoofdstad en zijn bemoeiingen met het onderwijs voor moeilijk-opvoedbare kinderen. PUBLIKATIES: Behalve de genoemde: 'Deventer-Amsterdam' in: Het gulden gedenkboek van de Rijkskweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen te Deventer, 1877-1927 (Groningen 1927) 112-113 (ten dele autobiografisch); 'Bij 't jubileum' in: De Volksschool, 11.5.1927; Verfrissing van het onderwijs. Rapport over de herziening van het leerplan voor de openbare scholen voor glo te Amsterdam (Amsterdam 1946); 'E.J. van Det' in: Amstelodamum, 1948, 58; 'Inleiding' in: J.C. van der Does, J. de Jager, A.H. Nolte, Ons Amsterdam. De historische ontwikkeling van Amsterdam (Amsterdam 1949); Onderwijs in Amsterdam in vroeger tijden (Amsterdam 1950). LITERATUUR: 'Werkzaam leven in dienst van socialisme en opvoeding' in: Het Vrije Volk, 30.7.1957; G. van den Bergh, 'In Memoriam P. Hoogland' in: Het Vrije Volk, 10.10.1958. PORTRET: P. Hoogland, uit: Het Vrije Volk, 30.7.1957 Auteur: Philip van Praag Oorspronkelijk gepubliceerd in: BWSA 4 (1990), p. 93-95 |
Gezin 1
Huwelijkspartner: | Eliza Margaretha Buis | geb. 12 MEI 1882 |
Huwelijk: | 29 Juni 1905 | Amsterdam |