Jan David van Schelle

Geslacht: Man
Vader: Pieter van Schelle
Moeder: Charlotte Pasteur
Geboren: 24 MEI 1782 Leiden
Overleden: 1 Dec 1825 zee
Aantekeningen: SCHELLE (Jan David van), geb. te Leiden 24 Mei 1782, overl. op zee 1 Dec. 1825, een der zonen van Pieter (1749-1792) (kol. 650) en Charlotte Pasteur, werd aanvankelijk, 4 Dec. 1798, als cadet bij het wapen der infanterie, ingedeeld bij het 2de bataljon der te halvebrigade. Misschien kende hem een der officieren van Daendels' staf, of heeft men al spoedig in hem een jongmensch erkend, waar wat in zat en die voor bijzondere diensten gebruikt kon worden - een feit althans is, dat hij, in zijne zeer ondergeschikte positie, als ‘adjoint’ (volgens zijn staat van dienst) bij den staf van Daendels heeft dienst gedaan tijdens den veldtocht in Noord-Holland in 1799. Zijn biograaf in van der Aa noemt de functie ‘architect-adjunct’; misschien zal hij zijne gave van teekenen reeds hebben kunnen toonen, en is hij op het stafbureau, voor zooveel noodig, als topografisch teekenaar gebezigd, of te werk gesteld bij een der officieren van de genie. Hoe dit zij, hij heeft dien geheelen veldtocht in een voor een aanstaand officier zeer leerzamen werkkring bijgewoond. Na afloop daarvan ging hij over bij het wapen der artillerie en heeft hij onderwijs genoten op de artillericschool te 's Gravenhage, waar de cadetten ook
[p. 677]
voor genie-officier werden opgeleid. 10 Aug. 1802 werd hij benoemd tot extraordinair ingenieur (2en luitenant), 7 Dec. 1806 tot geografisch ingenieur (eene bijzondere betrekking, door koning Lodewijk ingesteld ten dienste van het lopografisch bureau); en 8 Aug. 1808 tot 1en luitenant bij den staf van het korps artillerie en genie (toen in een korps vereenigd). In dien tijd heeft hij medegewerkt aan de triangulatiewerkzaamheden en opmetingen van den luit.-kolonel der genie Kraijenhoff, de voorbereiding voor de vervaardiging van de groote topografische kaart der noordelijke provinciën van de Nederlanden. In het Précis historique heeft Kraijenhoff ook zijn naam vermeld onder de medewerkers, van wie hij veel dienst gehad heeft.
Korten tijd na zijne bevordering tot 1en luitenant werd hij als geografisch ingenieur ingedeeld bij den staf van de hollandsche brigade, die, onder aanvoering van generaal-majoor Chassé, ter versterking moest dienen van de fransche troepen in Spanje. 4 Sept. 1808 bij Bergen-op-Zoom aanvang nemende, ging de tocht door België over St. Cloud, le Mans, Bayonne, St. Jean de Luz, Yrun en Tolosa naar Mondragon, waar de brigade den 25en Oct. onder de bevelen kwam van maarschalk Lefebvre, hertog van Dantzig. Zes dagen later woonde van Schelle de bestorming bij van de rotsachtige hoogten bij Durango en Zornosa (ten z.o. van Bilbao), waar de hollandsche brigade hare eerste lauweren plukte. Den 17en Maart 1809 nam hij deel aan het gevecht bij Mesa de Ibor (ten zuiden van de Taag, ongeveer ter hoogte van Almarez) en den volgenden dag aan dat van Valdecanas, waar hij gewond werd.
Waarschijnlijk is die verwonding aanleiding geweest tot zijn terugkeer naar Holland; althans in het laatst van Aug. 1809 was hij daar. De Engelschen waren toen in Zeeland. De bestaande optische kusttelegraaf kon den bevelhebber der hollandsche troepen, generaal Dumonceau, die zijn hoofdkwartier in Ossendrecht had, niet meer bereiken. Tengevolge daarvan werd besloten tot den aanleg van eene nieuwe correspondentie-lijn van Amsterdam (Westerkerk) over de kerktorens van Aalsmeer, Woubrugge, Waddinxveen, Nieuwerkerk, Rotterdam, Klaaswaal, Willemstad, Standdaarbuiten, Steenbergen, Bergen-op-Zoom naar Ossendrecht. Van Schelle werd als ingenieur-geograaf met de inrichting der seinposten, de aanstelling van seinmeesters, enz., enz. belast; en toen besloten werd, om die lijn als vaste telegrafische verbinding te behouden (met nog een zijlijn naar Yerseke) ontving hij, 31 Oct., zijne aanstelling als directeur der landelijke telegrafische bedieningen. Sedert koning Lodewijk zich in het begin van die maand naar Het Loo had verplaatst, was er nog eene nieuwe lijn bijgekomen van Amsterdam over Muiden, Naarden, Eemnes-buiten, Nijkerk, Putten, Garderen, den berg achter Niersen (westwaarts van Vaassen) naar het paleis op Het Loo. In het jaar 1810 werden die lijnen evenwel buiten gebruik gesteld.
Den 4en Dec. van dat jaar koos generaal Janssens, die Daendels als gouverneur-generaal in Indië ging vervangen, van Schelle tot zijn aide-de-camp, en nog vóór het einde van het jaar (29 Dec.) zeilden beiden op het fregat de Medusa met nog twee andere schepen uit den mond van de Loire uit (Rhede van der Kloot doet in zijn Gouverneurs-Generaal van Nederlandsch-Indië op blz. 132 Janssens naar
[p. 678]
Java vertrekken van ‘Maindain’, vermoedelijk, in verhollandscht-franschen klank, de uitspraak van het woord ‘Minden’, den naam van het fort, dat tegenover St. Nazaire lag). In het laatst van April 1811 kwam de Medusa in Soerabaya aan, van waar Janssens met zijn gevolg overland de reis naar Batavia volbracht. Van Schelle werd hier, 9 Juni 1811, benoemd tot directeur van het depot-generaal van oorlog op Java, eene (in navolging van het in 1806 door koning Lodewijk in Holland opgerichte dep.-gen. van oorlog) nieuwe instelling, den oorsprong van den ‘Topographischen dienst’. Slechts korten tijd heeft hij die betrekking, tijdens welker waarneming hij, den 12en Juli, tot kapitein werd bevorderd, kunnen vervullen; de Engelschen waren in aantocht; 26 Aug. werd hij, bij de bestorming van het kamp van Meester Cornelis, krijgsgevangen gemaakt. Heeft hij Janssens' lot gedeeld, dan is hij in 1813 in het vaderland - toen deel uitmakende van Frankrijk - teruggekeerd. Niet bekend is of - en zoo ja, waar - hij weder in franschen dienst is getreden; maar 2 Jan. 1814 is hij aide-de-camp bij zijn voormaligen chef, nu (sinds 24 Nov. 1813) gouverneur van Amsterdam, generaal Kraijenhoff. Toen deze, 11 Maart d.a.v., het bevel over het belegeringskorps vóór Naarden persoonlijk op zich ging nemen, en zich daartoe Weesp tot hoofdkwartier koos, nam hij den kapitein-ingenieur van Schelle als een van zijne adjudanten mede. Ook na den afloop van het beleg hield hij hem in diezelfde betrekking bij zich.
5 Nov. 1814 werd van Schelle benoemd tot majoor-ingenieur en als adjudant toegevoegd aan den nieuw benoemden gouverneur-generaal van Indië, G.A.G.Ph. van der Capellen. De terugkeer van Napoleon in Maart 1815 bracht vertraging in het vertrek van commissarissen- en gouverneur-generaal. De voor Indië aangewezen troepen trokken als indische brigade mede te velde en werden ingedeeld bij het korps van prins Frederik te Halle, aan den staf van welk korps majoor van Schelle als stafofficier werd toegevoegd. Hierdoor kon hij aan de groote krijgsgebeurtenissen in de Zuidelijke Nederlanden geen deel nemen. Eerst 29 Oct. 1815 zeilde de flotille met de voor Indië bestemde autoriteiten en troepen van Texel uit. Van Schelle was op hetzelfde schip als de gouverneur-generaal en werd door dezen, bij afwezigheid van generaal de Kock, belast met de functie van chef van den generalen staf bij de troepen, die naar Indië werden overgevoerd. Hij vervulde die betrekking, die hij bij aankomst op Java voorloopig bleef waarnemen, zoozeer tot tevredenheid van van der Capellen, dat deze hem op 's konings verjaardag, 24 Aug. 1816, tot luitenant-kolonel bevorderde. Na de aankomst van generaal de Kock (1 Mei 1817) bleef van Schelle als souschef van den generalen staf onder hem dienen, en volgde hem, met bevordering tot den rang van kolonel, in zijne functie van chef van den generalen staf op, toen deze (13 Nov. 1819) benoemd werd tot kommandant van het leger te velde en de indische troepen. In Nov. 1820 volgde zijne benoeming tot gouverneur en militaire kommandant van Makassar, welke betrekking hij nog vervulde tijdens het bezoek van den gouverneur-generaal van der Capellen in 1824, met de gevolgen daarvan in laatstgenoemd jaar, de expeditie, onder bevel van luit.-kolonel H. de Stuers tegen de rijkjes van Soepa en Tanette, en de groote expeditie tegen Boni onder den generaal J.J. baron van Geen in 1825.
[p. 679]
Toen deze beëindigd was, werd kolonel Bischoff, die onder van Geen den tocht had medegemaakt, opnieuw (hij was ook de voorganger van van Schelle geweest) tot gouverneur en militair commandant van Makassar benoemd, waarop van Schelle naar Batavia terugkeerde, alwaar hij den 28en Aug. aankwam. Op de terugreis naar Nederland overleed hij, 1 Dec. 1825, aan boord van het schip ‘de Gezusters’.
Hij was 3 Maart 1817 te Batavia gehuwd met Dorothea Jeannette Amalia Anthing (dochter van den legerkommandant C.H.W. Anthing (kol. 20) en Anna Maria Brascamp), die 11 Febr. 1837 le Dresden overleed. Hun oudste zoon, Pieter, (geb. te Batavia 27 Jan. 1818), makelaar in granen te Rotterdam, huwde aldaar, 29 Juli 1846, met Margaretha de Leeuw Ruijssenaers, en werd de vader van den lateren mijningenieur Carel Jan van Schelle (geb. te Rotterdam 21 Juni 1847); hun tweede zoon, Carel Willem Hendrik, doorliep in Indië, grootendeels te Batavia, de verschillende betrekkingen van de rechterlijke macht en werd, 26 Nov. 1868, benoemd tot raadsheer in het Hoog Gerechtshof en het Hoog Militair Gerechtshof van Nederlandsch-Indië; hij bleef ongehuwd.
Zie over hem: Bosscha, Neerl. heldendaden te land (Leeuwarden 1875) naamregister; van Sypesteyn, Geschiedenis van het regiment Nederlandsche rijdende artilterie (Zalt-Bommel 1852) 150 noot 1; Kraijenhoff, Bijdragen tot de Vaderlandsche geschiedenis van de belangrijke jaren 1809 en 1810 (Nijmegen 1831), bijlage 1, in welke drie werken de naam evenwel abusievelijk geschreven is als van Schellen; W.C.A. Staring, De optische telegrafen in Nederland in Tijdschrift v.h. Kon. Instituut van Ingenieurs 1890/91, 281; de Bas et le comte de T'Serclaes de Wommersom, La campagne de 1815 aux Pays-Bas (Bruxelles 1908) III, 105; Wüppermann, Veldtocht van 1815 (Breda 1900), bijlagen VII; P.H. van der Kemp, Oost-Indië's herstel in 1816 ('s Gravenhage 1911), naamregister; Mr. P. Meyer, Kronijk van Nederlandsch- Indië in Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië 1839, II, 275, 1845, II, 469, 483 v.v., 513; J.C. van Rijneveld, Veldtogt der Nederlanders op het eiland Celebes in de jaren 1824 en 25 onder aanvoering van den luit.-generaal J.J. baron van Geen (Breda 1840); F.M.L. van Geen, De Generaal van Geen 1773-1846 ('s Gravenhage 1910) 146, 148; verder samengesteld met behulp van een staat van dienst.
Koolemans Beijnen

Gezin 1

Huwelijkspartner: Dorothea Jeanetta Amalia Anthing overl. 11 Feb 1837
Huwelijk: 3 MRT 1817 Batavia, Ned. Indië
Kinderen:
  Maria Anna Carolina Louise van Schelle Male geb. 1820